211
Aan het ingediend voorstel meenen wij echter een enkel woord
te moeten toevoegen.
Bataven sneven niet!" Moge de verheven zin van deze kern
achtige uitdrukking weldra door de feiten bewaarheid worden.
Niet de onmogelijkheid van het sneuvelen van het individu geeft
zij weer, dat is zoomin als al wat overigens ademt onkwetsbaar,
maar de onvergankelijkheid van het ras, en in deze dagen, meer
in het bijzonder, van de Afrikaansche loot van onzen alouden stam.
De zorgen en angsten van die loot zijn ook onze zorgen en
angsten; waar zij zegepralen stijgen met hun gejuich vereenigd,
ook onze jubelkreten op.
Maar niet zonder met weemoed te denken aan die kinderen
van Albion, die evenals wij, den uit gouddorst ontsproten broeder
moord verafschuwen, aan dat betere deel der Britten, dat niet
mag worden aansprakelijk gesteld voor den jammer en de ellende,
zoowel over hen, als over de Hollanders van het Zuidelijk halfrond
uitgestort.
Het is overbodig u op te wekken tot een samengaan met hen,
die blijmoedig hun leven in de waagschaal stellen voor hunne
onafhankelijkheid; tot een samengaan in den, door Mevrouw Elise
Knuttel-Fabius aan dat woord toegekenden idealen zin, waar
zij vraagt:
„En wiss'len wij niet in den donkren nacht
„Veel seinen met groetend licht?
„En lacht ons niet als de morgen daagt
„Eén zelfde zongezicht?"
Moge het voorstel van ons geacht medelid, oud-strijder uit het
jaar 1830, onder een: „Heil Vrijstaat! Heil Transvaal!" met
algemeene toejuiching worden aangenomen.
Onder een storm van toejuichingen wordt het voorstel aange
nomen. De Voorzitter wenscht den Heer Hessels geluk met
het succes en de vergadering met het genomen besluit.
Als plaats van bijeenkomst in het volgende jaar wordt zonder
discussie gekozen Amsterdam.