214
stellig op kunnen rekenen, dat zij zou zijn in overeenstemming
met het ontwerp van het Comité; maar thans was het een ander
geval.
Om te voldoen aan den wensch van vele Kamerleden, en tevens
oplossing te schenken aan eene kwestie, die telken jare bij de
behandeling van de Staatsbegrooting aan de orde kwam, heeft
Z.Exc. goedgevonden een nieuwe traktementsregeling voortebereiden,
waarvan men enkel met grond kon verwachten, dat ze zoodanig
zou zijn, dat ze de goedkeuring van de Kamer zou kunnen ver
werven.
In hoeverre daarbij mede rekening zou worden gehouden met
de belangen en de wenschen van de landmeters, daarvan viel
niets te zeggenmaar in het vertrouwen op de bekende loyaliteit
van dezen Minister mocht men daaromtrent de beste verwachtingen
hebben.
Thans is de nieuwe regeling, zooals die door den Minister is
voorgesteld, aan U allen bekend; en kan nu daarvan getuigd
worden, dat ze aan onze verwachtingen beantwoordt?
Misschien zijn er enkelen, die nog niet geheel voldaan zijn;
toch meen ik, namens de groote meerderheid te kunnen spreken,
wanneer ik zeg, dat deze regeling, de omstandigheden in aan
merking genomen waaronder ze is tot stand gekomen, alle reden
geeft tot tevredenheid en tot dankbaarheid.
Wanneer we het nieuwe ontwerp in beschouwing nemen, dan
is het een verblijdend teeken, wellicht ook voor 't vervolg, te
kunnen wijzen op verschillende punten, waaruit blijkt, dat bij de
voorgestelde regeling wel degelijk met de belangen en wenschen
van de landmeters is rekening gehouden.
In de eerste plaats toch heeft Z.Exc. goedgevonden in toe
passing te brengen het beginsel van traktementsregeling naar gelang
van het aantal dienstjaren.
In de tweede plaats is het maximum en minimum bedrag aan
gehouden, zooals in het ontwerp van het Comité was voor
gesteld;
en in de derde plaats heeft Z.Exc. de gunstige bepaling opgenomen
dat voor de landmeters, die als zoodanig in 1882 en 1885 examen
hebben gedaan, maar eerst eenige jaren daarna zijn aangesteld,