218
hem zwaar drukt; hij wil gaarne medegaan met het voorstel van
het bestuur, maar mede namens ambtgenooten uit hij den wensch,
dat er eene commissie van bijstand van twee leden zal worden
aangewezen om voor gevallen als zich hebben voorgedaan den
redacteur met hun raad bij te staan. Hij meent, dat deze daar
geen bezwaar tegen zal hebben.
De heer P. van Dijk kan niet meegaan met het voorstel van
den heer Griffijn; waar de heer Boer 15 jaar lang ondubbel
zinnige blijken heeft gegeven volkomen berekend te zijn voor zijn
taak, acht hij eene commissie van bijstand overbodig; dezen
bijstand vindt de redacteur in het bestuur. Spreker is sterk tegen
het voorstel.
De heer Polée zegt, dat er geen sprake is van eenemotie van
wantrouwenhet voorstel strekt om de onpartijdigheid te be
vorderen, om cesarisme te weren; het is wenschelijk, dat de
redacteur niet alleen sta. Het is een feit, dat er eene beweging
is ontstaan tengevolge van een artikel van den Heer Hoffmann
en dat velen naar aanleiding daarvan gaarne een protest in het
tijdschrift zagen geplaatst. Was daar iets tegen? De redacteur
heeft dat niet opgenomenwas dat billijk
De heer P. van Dijk twijfelt er niet aan of de heer Boer
heeft in dit geval het bestuur geraadpleegd; hij vraagt te mogen
weten of dat zoo is.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat hij het stuk als gewoon
lid der vereeniging heêft ingezonden en er later als bestuurslid, als
voorzitter niets meer van vernomen heeft, ook niet van een protest.
De heer Boer bekomt het woord.
Het is nu 15 jaar geleden, zegt spreker, dat hij op aandrang
van het bestuur de redactie op zich heeft genomen, maar hij heeft
toen daaraan de voorwaarde verbonden zelfstandig te kunnen zijn
en alleen verantwoordelijk. Toen het artikel-Hoffmann door hem
werd ontvangen, was dat voor hem een artikel niet van den
Voorzitter, maar van een gewonen inzender. Alvorens het te
plaatsen heeft hij den, inzender gevraagd of het was van zuiver
algemeene strekking of dat het iets van persoonlijken aard bevatte.
De heer Hoffmann deelde in antwoord op die vraag mede, dat
het van zuiver algemeene strekking was.