STAATSBEGROOTING VOOR 1900. Hoofdstuk VIIB. Memorie van Antwoord. Art. 38. litt. n. Het loon voor particulier werk der landmeters wordt niet geheven als een recht ten behoeve van 's Lands kas. Het is eene vergoeding voor diensten door de landmeters bewezen, waarvan de opbrengst in de eerste plaats strekt om aan de landmeters, wier inkomen naar de ontworpen regeling minder zal bedragen dan zij naar de thans bestaande regeling genieten of bij eventueele promotie zouden genieten, dat verlies te vergoeden; alleen het overschietende wordt in 's Lands kas gestort. Het toezicht zoowel op de berekening van het loon als op de behoor lijke verantwoording van hetgeen de landmeters ter dier zake ontvangen is door uitvoerige en doelmatige voorschriften verzekerd. Het veelzijdig nut, dat het beschikbaar stellen van landmeters ten be hoeve van het publiek meebrengt, zou door opdrijving van het loon zeker niet verhoogd en de opbrengst niet vermeerderd worden. Art. 38, litt. o. De ontworpen regeling der traktementen van de boek houders van het kadaster komt op het navolgende neer: Het aanvangstraktement zal bedragen a. voor de boekhouders, die uit de teekenaars worden benoemd, ƒ600, verhoogd met 25 voor ieder vol jaar dienst als teekenaar of aspirant landmeter en ten minste ƒ900; b. voor de boekhouders, niet uit de teekenaars benoemd, ƒ900'sjaars. Dat traktement wordt telkens na drie jaar onberispelijken dienst verhoogd met ƒ100, totdat een maximum van ƒ1800 is bereikt. De diensttijd, welke voor die verhooging in aanmerking komt, gaat in op den eersten Januari volgende op de dagteekening van het besluit van benoeming tot boekhouder. Zij wier traktement thans hooger is dan het naar boven omschreven regels zou bedragen, behouden dat traktement totdat zij naar die regels voor verhooging in aanmerking komen,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 228