228 de bijlage het zoogenaamd „overzicht" aan de Commissie 6f niet volkomen duidelijk öf niet volkomen juist is voorgekomen, de Commissie eenparig van oordeel is, dat voor het sustenu van adressanten wel iets, zelfs veel, te zeggen valt. Intusschen bestaat bij de Commissie niet het voornemen, te trachten bij wijze van amendement, in te grijpen in een door de Regeering vermoedelijk niet dan na rijp beraad en, naar hare overtuiging in verband met bestaande toestanden, ontworpen traktementsregeling. Ik moet er bovendien op wijzen, dat juist zooeven door de Commissie verslag uitgebracht is over een tweede adres, waarvan de schrijver, even eens boekhouder bij het kadaster, en wel te Brielle, verklaart, dat hij met zijn beide ambtgenooten, de twee eerste adressanten, niet eens is, behoudens de vervanging van het particulier werk door verhooging van traktement. De Commissie wenscht er zich harerzijds toe te bepalen, de bezwaren tegen de nieuwe regeling van den Minister ingebracht, in de nadere ernstige en gezette overweging van Zijn Excellentie aan te bevelen, ten einde daar mede bij het opmaken van een volgende begrooting rekening gehouden worde. Te meer acht de Commissie dit wenschelijk, nu blijkt dat bij be langhebbenden zei ven omtrent de gevolgen van die nieuwe regeling verschil van gevoelen bestaat. De Commissie ondersteunt derhalve het verzoek van den heer Pyttersen, dal de Minister die nieuwe regeling nog niet met 1 Jannari 1900 in werking doe treden. De heer Pierson, Minister van Financien-. Thans nog een paar woor den over de traktementen der boekhouders en teekenaars bij het kadaster. Het is niet aangenaam wanneer men iets heeft voorgesteld in het belang van menschen, die het niet breed hebben, dan te moeten hooren, dat men meer had moeten doen, dat men de regeling nog gunstiger had moeten maken. Ik geloof echter dat de billijkheid ten aanzien van deze ambte naren is betrachtde traktementen der boekhouders en der teekenaars houden toch met elkander verdand. Wat is het denkbeeld dat ten grond slag ligt bij de regeling der traktementen Dat de teekenaar begint met f 600 en opklimt tot 1500, en wat de boekhouders betreft, die grooten- deels uit de teekenaars voortkomen, zij zullen beginnen met f 900 en op klimmen tot f 1800. Het traktement van den boekhouder is dus f 300 hooger dan dat van den teekenaar. Om nu te zorgen dat het verschil behoorlijk blijve in acht genomen, is er een verschil gemaakt in het getal der dienstjaren voor ieders opklimming gevorderd. De teekenaar begint op wat jeugdiger leeftijd, de boekhouder op wat lateren, maar beiden be reiken ongeveer op denzelfden leeftijd, 57 £t 58 jaar, hun maximum. Nu kan men de regeling nog veel gunstiger maken, maar de Kamer houde

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 232