229 mij de opmerking ten goede, dat wanneer telkens wordt aangedrongen i verhooging van traktementen, bezwaarlijk gevolg kan worden gegeven a hetgeen in het Voorloopig Verslag wordt gevraagd, om toch vooral waken tegen vermeerdering van de kosten der administratie. De heer Pyttersen: Mijnheer de Voorzitter! De Minister had ni duidelijker kunnen doen uitkomen hoe billijk de grieven zijn, door rr aangeduid, dan door hetgeen door hem is aangevoerd. Immers gee enkel argument is daartegen aangevoerd, niets om aan te toonen dat c grieven door die beide klassen van ambtenaren geuit onjuist zijn. H eenige waarop de Minister zich heeft beroepen, is de uitdrukking in hi Voorloopig Verslag gebezigd, dat gewaakt moet worden tegen vermeerderin van administratiekosten der Rijksmiddelen. Dit sloeg evenwel op de ver meerdering van het aantal ambtenaren, niet op een billijke regeling dt traktementen Er bestaat, naar ik vrees, van de zijde van het Departement onwil on te gemoet te komen aan de billijke grieven van deze klasse van ambte naren. Men wenscht nu eenmaal niet toe te geven aan hetgeen zij ver langen en duidt het hun euvel dat zij niet tevreden zijn met hetgeen i voorgesteld. Het is toch teekenend, dat, terwijl de betrokken ambtenaren verzoeken de voorgedragen regeling niet uit te voeren, hier van de Regeeringstafe beweerd wordt, dat er met billijkheid en in hun belang is gehandeld. Waarheid is, dat de Minister de gevolgen der nieuwe regeling niet heef nagegaan, wat blijkt uit de bewering dat de boekhouders op 55-jariger leeftijd het maximum traktement zouden krijgen. Ik heb den Minisleij aangetoond, dat de ouderen het maximum eerst op ruim 60-jarigen leeftijd krijgendat van de teekenaars 27 het eerst op pl. m. 60, 10 op pl. m. 65 jarigen leeftijd kunnen genieten. En toch, ik herhaal het, is het voor die personen van zoo overgroot belang dat zij van het maximum kunnen profiteeren op jeugdiger leeftijd, wanneer de eischen van het gezin het hoogst ziju. Ik dring er dus bij den Minister op aan deze zaak nogmaals in ernstige overweging te nemen. De heer Pierson, Minister van Financien-. Teg aanzien van de trak tementen der boekhouders en teekenaars heb ik gezegd dat zij op 57- jarigen leeftijd het maximum zouden krijgen. Dat is zoo. De boekhouders komen ap 30-jarigen leeftijd in dienst, het minimum is 900, het maxi mum f 1800, er zijn dus negen verhoogingen om de drie jaren en 9 X 3 27 -+- 30 57. Aanvankelijk is men van plan geweest om voor de boekhouders de op klimming te stellen om de vier jaren, evenals voor de teekenaars, maar

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 234