23
dier voege, dat het maximum traktement na 28 dienstjaren zou
zijn 2800.
Ten einde echter zekerheid te hebben, dat de regeling door
het comité gewenscht, ook werkelijk zou beantwoorden aan den
wensch van het meerendeel der landmeters, werd goedgevonden
om bij circulaire het ontwerp aan alle landmeters te doen toezen
den met verzoek om van instemming daarvan te doen blijken of
bezwaren kenbaar te maken.
Het resultaat van die circulaire was boven verwachting. Van
de 165 landmeters hebben 132 hunne volle instemming met
de voorgestelde regeling betuigd, van 5 collega's is bericht
ingekomen, dat ze volkomen instemden met het beginsel „be
zoldiging naar dienstjaren", maar het maximum te laag terwijl
2 brieven zijn ontvangen van landmeters die het maximum te hoog
vonden.
Nog zijn enkele brieven ingekomen van heeren die de regeling
ontijdig achtten, doch zich overigens met het beginsel wel konden
vereenigen.
Slechts 24 landmeters hebben, hetzij uit onverschilligheid of om
andere redenen niets van zich doen hooren.
Alzoo verzekerd van de instemming van nagenoeg alle land
meters en daardoor gesterkt, meende het comité vrijheid te vinden,
om op den ingeslagen weg voort te gaan, en de door hen ge-
wenschte regeling verder uit te werken. 1
Dewijl het van groot belang was, dat het ontwerp, met het oog
op de opmaking der begrooting zoo spoedig mogelijk, in elk geval
tijdig aan Z.Exc. den Minister kon worden ingezonden, en het
tevens in de bedoeling lag van het comité, om vooraf de uitkom
sten der berekeningen door Prof. Dr. A. J. van Pesch te doen
onderzoeken, waartoe Z.H.Gel. zich welwillend bereid had verklaard,
was nu spoed het wachtwoord.
Dank zij echter de groote voortvarendheid en niet genoeg te
waardeeren ijver van den heer de Vos, konden de berekeningen
intijds aan den heer van Pesch worden ingezonden.
Inmiddels was door de bemoeiing van den heer Boer een con
cept voor een adres aan Z.Ex, den Minister, met een memorie van
toelichting, den leden van het comité ter beoordeeling toegezonden.