27
dat hij nog geen tijd had gevonden om de stukken in te zien,
maar beloofde hij aan de commissie stellig de stukken te zullen
lezen en de zaak grondig te zullen onderzoeken.
Met een handdruk nam de commissie afscheid om daarna hare
opwachting te maken bij den heer Administrateur.
De ontvangst was recht vriendelijk, maar wat meer van belang
is, de commissie had geen succes. Deze Hoofdambtenaar gaf wel
zijn spijt te kennen dat de tegenwoordige regeling was tot stand
gekomen, en deed zich mede gelden als een voorstander van
traktements-regeling naar dienstjaren, doch de finantiëele uitgaaf
(volgens de berekening voor 1899 18000.woog zoo zwaar, dat
Z.H.Ed.Gestr. niet te bewegen was, om aan het ontwerp zijn
steun te verleenen.
De heer ïnspecteur, aan wien de commissie thans een bezoek
bracht, dacht er anders over.
Voor dien hoofdambtenaar was de finantieele kwestie volstrekt
geen ernstig bezwaar.
Men kon er op rekenen dat van zijne zijde alle steun kon wor
den verwachtniettemin meende hij de commissie te moeten
waarschuwen, zich niet te veel illusiën te maken. En waarlijk,
tot ons aller teleurstelling is gebleken, dat die waarschuwing maar
al te gegrond was.
Op de begrooting voor dienst 1899 zijn geene meerdere gelden
voor de traktementen der landmeters uitgetrokken, en er bestaat
dus althans voor dit jaar bij de Regeering geen plan, om in de
bestaande regeling wijziging te brengen.
Of Z.Exc. bij de vele ambtsbezigheden nog geen tijd heeft
weten te vinden om de stukken te lezen, of dat wellicht de minder
gunstige staat der geldmiddelen momentelijk een nieuwe regeling
in den weg staat, of dat er andere redenen bestaan, waarom
niet op het verzoek van het comité is ingegaan, wie zal het
zeggen
Men kan zich verdiepen in gissingen, doch weten doen wij het
niet. Wellicht dat het antwoord van Z.Exc. op het Voorloopig
verslag eenig licht zal geven.
Van dat antwoord zal het grootendeels afhangen hoe verder de
gedragslijn van het comité zal zijn.