De regeling der vergoeding van reis- en verblijfkosten aan de landmeters van het kadaster. x) Geachte Voorzitter, Bestuurders en Leden der Vereeniging, het is door eene toevallige omstandigheid dat ik hier optreed. In het afgeloopen jaar toch gaf een onschuldig door mij gestelde vraag omtrent de bemoeiing van het Bestuur der Vereeniging in zake vergoeding voor verblijfkosten en aanschaffing van meet- en andere benoodigdheden, onzen handigen Redacteur aanleiding mij te vragen, om dat punt op de volgende vergadering eens te willen inleiden, en zoo zat ik er aan. Of, en hoe het mij zal gelukken dat werk te volbrengen, daar over zult gij later uw oordeel kunnen uitsprekenmij moet echter de bekentenis van het hart, dat ik wel wat opzie tegen de zoo ongewone taak; ik meen dan ook, juist wegens die ongewoonte, een beroep te mogen doen op uwe welwillendheid. Ik ben dat temeer verplicht omdat ik niet gewoon ben mijne opvattingen al te veel aan die van anderen te toetsen en daardoor allicht gevaar loop in botsing te komen met allerlei meeningen. Mijne ervaringen op het punt waarover onze beraadslagingen heden zullen loopen, zijn daarenboven niet zeer uitgebreid en zoo zal ik mij dan ook in hoofdzaak moeten bepalen tot het geven van enkele overdenkingen, die ik hoop dat aanleiding zullen geven tot eene zéér uitgebreide discussie. Daardoor kan het inzicht in de zaak worden verruimd en kunnen Voordracht gehouden op de alg. vergadering der Vereen, v. kad. en landm, d.d. 7 Nov. 1898 te Amsterdam.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 33