43
Onder hetgeen wij bepaald noodig hebben, reken ik te behooren
1 stalen meetband van 10 Mr. met pinnen,
1 ketting van 10 Mr. met pinnen,
1 stalen zaklint van 10 Mr.,
12 gekleurde baken met ijzeren punten,
1 prisma,
1 transformateur,
2 passers,
2 trekpennen,
2 schalen,
1 logarithmen tafel,
driehoeken, biseauschalen, loup, penseelen, verfsoorten enz.
De uitgaven daarvoor worden thans van den landmeter zelf
geëischt, terwijl anderen ambtenaren, zooals den zooeven genoemden
belasting-ambtenaren alsmede ijkers, ingenieurs en opzichters van
den waterstaat, de werktuigen kosteloos worden verstrekt en het
onderhoud vergoedde kleine kantoorbehoeften worden den land
meters evenmin verstrekt of vergoed, zoodat zij ook in dit geval
weder in de uitzondering zijn.
Eene oplossing daarvan kan dan ook niet uitblijven, en het
komt mij voor dat aan iedere landmeter bij het in functie treden
een volledig stel werktuigen door het Rijk moest verstrekt worden
en jaarlijks een som moest worden toegekend voor het aanschaffen
van kleine kantoorbenoodigdheden en herstel of instandhouding
der verstrekte artikelen.
De kostbaarder instrumenten voor hoekmeting, aanleg van bladen
enz., zouden, evenals thans reeds plaats heeft, aan de bureaux
van de Ingenieurs-Verificateur kunnen berusten.
Een, of voor groote kantoren, 2 planimeters zouden per kantoor
kunnen worden verstrekt.
Een som van b.v. 25 per jaar voor aanschaffing van kleine
instrumenten en voor onderhoud komt mij billijk voor, mits
bij groote reparaties, of verlies der werktuigen, buiten den schuld
van den landmeter, de kosten worden gedragen door het Rijk.
Eene geldelijke tegemoetkoming aan de bestaande ambtenaren,
die reeds in het bezit zijn van deugdelijk bevonden werktuigen,
kan dan natuurlijk niet uitblijven.