47
De heer Barenbroek begint met te verklaren dat het standpunt
waarop hij ten aanzien van deze kwestie staat, hem het uiten van
een oordeel niet gemakkelijk maakt. Toch meent hij te moeten
opmerken, dat zijns inziens de inleider dwaalt, waar hij zegt dat
uitgaven voor gebruik van trams, bij dienstwerk in groote steden
niet wordt vergoed. In de divisie Amsterdam wordt van dat
vervoermiddel gebruik gemaakt en de daarvoor gedeclareerde
kosten worden steeds gerestitueerd. Ook meent hij, zijn de aan
merkingen gemaakt op arbeidsloonen voor hulp te velde niet zoo
ernstig als de inleider heeft beweerd, want in zijn divisie wordt
den arbeiders een behoorlijk loon betaald en door het Hoofdbestuur
worden daartegen nimmer bedenkingen ingebracht.
Zijns inziens is het stelsel, vergoeding van werkelijk gedane
uitgaven, zeer aannemelijk indien dit slechts met milde hand wordt
in praktijk gebracht. Dat die vergoeding soms karig is ligt naar
zijn meening ook gedeeltelijk aan de landmeters zeiven. Immers
in den laatsten tijd is het duidelijk dat de zuinigheidsvoorschriften
niet meer zoo streng worden toegepast als vroeger; declareeren
de landmeters de werkelijke uitgaven, die zij voor eene behoorlijke
uitoefening van hun dienstwerk moeten doen, dan zullen die uit
gaven ongetwijfeld alle worden vergoed.
De heer de Vries stelt voorop dat het niet zijn bedoeling
is eenig punt van de inleiding te weerleggen, alleen wil hij daaraan
een paar opmerkingen toevoegen. Wanneer men de twee besproken
stelsels van vergoeding wegens voor dienstreizen gemaakte kosten
vergelijkt, dan zou men allicht geneigd zijn de vergoeding van de
werkelijk gedane uitgaven het meest billijk te achten. Hij kan
zich dan ook voorstellen dat de regeering deze methode geenszins
over het hoofd zal gezien hebben, toen het bestaande tarief ont
worpen werd. Er moeten wel overwegende bezwaren geweest zijn
waarom dat systeem niet is aangenomen. Zoo springt al dadelijk
in het oog, dat het een groote ongelijkheid zou veroorzaken,
omdat de eene mensch meer noodig heeft dan de andere. Wordt
dit stelsel in praktijk gebracht op de bij het kadaster gebruikelijke
wijze, dat uitgaven, die door 't Hoofdbestuur als te hoog worden
aangezien, zonder vorm van proces worden verminderd, dan plaatst
men den ambtenaar, zoo als spreker eens een zijner ambtgenooten