51
als de voorzitter opmerkt dat zijn vrees reeds staat bewaarheid
te worden. De gestelde maatregel van orde blijkt intusschen zoo
goed in den smaak te zijn gevallen, dat het dartele schaap door zijn
buren attent wordt gemaakt op het verbod den dam te overschrijden.
De heer van der Veur stelt nu de volgende motie:
„De vergadering, gehoord den inleider, gehoord de discussiën,
van oordeel dat de vergoeding voor reis- en verblijfkosten der
landmeters van het kadaster, zooals zij thans geregeld is, niet is
in het belang van den dienst; van oordeel dat den landmeters geen
uitgaven behooren te worden opgelegd welke in andere takken
van staatsdienst worden vergoed door den Staat;
„draagt het bestuur op zich tot den Minister van Financiën te
wenden met verzoek dat in de geldende regeling zoodanige ver
anderingen worden gebracht, dat aan de billijke wenschen der
landmeters ten aanzien van vergoeding voor reis- en verblijfkosten
en van aankoop en onderhoud van instrumenten, kantoor- en
teekenbehoeften, wordt gehoor gegeven."
Naar aanleiding van deze motie wordt het woord gevraagd door
de heeren Barenbroek, Griffijn, Meijer, W. J. de Haan en
Vierkant.
De heer Barenbroek zegt dat de motie in den gestelden vorm,
niet door hem kan worden aangenomen. De uitdrukking dat de
tegenwoordige regeling niet in het belang van den dienst is, acht
hij niet bewijsbaar, hij meent dat deze dan ook zeer goed uit de
motie kan worden gelicht, omdat zij tot de conclusie niet afdoet
en zij bij degenen die verbetering in den huidigen toestand kunnen
aanbrengen, slechts ontstemming zal verwekken. Wordt deze
zinsnede in den door hem bedoelden zin gewijzigd, dan zal hij
gaarne zijn stem aan de motie schenken.
De heer Griffijn is van oordeel dat de uitdrukking: „billijke
wenschen", te vaag is en dat die wenschen in de motie behooren
te worden neergelegd.
De heer Meijer sluit zich bij het gevoelen van den vorigen
spreker aan, ook naar zijn opvatting dienen de wenschen te
worden omschreven. In strijd met de woorden van den heer
Barenbroek acht hij de uitdrukking: „Niet is in het belang
van den dienst" geheel juist en wel degelijk bewijsbaar. Onder