73 worde toegekend. De landmeters vragen gaarne die inlichtingen, maar zij zijn daarin geheel vrij; soms is de eigenaar ook niet ter plaatse en krijgt de landmeter inlichtingen van iemand die er niets van afweet. Nu heeft de Minister aan de overzijde van het Binnenhof gezegd: nu ja, maar men vergeet dat er in de wet op de grondbelasting een bepaling voorkomt, die toch aan belanghebbenden het recht geeft op te komen tegen een mogelijke verkeerde meting. De Minister had daarbij het oog op art. 15 van de wet van 26 Mei 1870 Staatsblad no. 82) hetwelk bepaalt: „Een opgave der uitkomsten van de meting en de krachtens het voorgaand artikel vastgestelde schatting, voor zooveel noodig met vermel ding der vermindering, overeenkomstig art. 13 dezer wet, wordt, na de toepassing van de kadastrale stukken, door den daarbij betrokken Rijks ambtenaar toegezonden aan den burgemeester der gemeente, waar de ge meten of geschatte eigendommen gelegen zijn. „De burgemeester legt die opgave gedurende dertig dagen neder ter secretarie van de gemeente, ter inzage van de belanghebbenden, en doet daarvan afkondiging. Hij deelt binnen drie dagen na de afkondiging bij een kennisgeving, hem tot dat doel door voornoemden Rijksambtenaar toegezonden, aan ieder der belanghebbenden mede dat voormelde opgave diens eigendommen betreft." Dat is evenwel niet hetzelfde'als wat men thans vraagt. Want daar is de belanghebbende niet tegenwoordig geweest bij de opmeting, daar kan hij alleen opkomen tegen een door hem beweerde verkeerde meting, terwijl hij door redres en hermeting te vragen dikwijls nog op kosten wordt gejaagd. Zegt men, dat wanneer hij gelijk krijgt, hij ook geen kosten behoeft te betalen, dan antwoord ik, dat die opvatting onjuist is, want art. 21 zegt: „De kosten van de hermeting ingevolge art. 17 zijn ten laste van den belanghebbende, indien het verschil in vlaktemaat minder bedraagt dan" enz., en er volgen dan eenige percenten van maten. Dat is zoo ingericht, dat wanneer ik bijv. bezit een bunder land in den vorm van rechthoek, waarvan de twee lange zijden 200 meter lang zijn en de korten zijden 50 meter, mijn buurman aan de korte zijde grenzende, door den landmeter een verkeerde inlichting te geven, eene strook van 7 meter breedte van mijn eigendom bij het zijne kan doen voegen. Dat kan natuurlijk ontdekt worden, maar wanneer ik dan reclameerende gelijk krijg, dan moet ik betalen voor de hermeting, want het verschil is minder dan in het artikel wordt opgegeven. Een verwijzing naar de wet op de grondbelasting voorziet dus niet in het geopperde bezwaar. Ik blijf dus van meening, dat wanneer men bij eene nieuwe kadastrale kaart de grenzen contradictoir doet vaststellen, er geen bezwaar kan bestaan, om aan de vastgestelde metingen rechtskracht te verleenen. De grondslag toch van de geheele handeling wordt gevormd door de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 73