77 Te recht is door een van de geachte afgevaardigden opgemerkt, dat daaraan groote kosten zouden gepaard gaan. Dit is zeer juist, niet omdat de oude kaarten niet zouden kunnen gewijzigd worden, niet omdat men meent, dat eenmaal begane fouten in de oude kaarten niet zouden kunnen worden hersteld, maar omdat er in ons land geen genoegzame vaste punten zijn, waarvan men kan uitgaan. In een land, waar de rechtsgeldigheid reeds bestaat, heeft men in enkele gemeenten in bepaalde districten vaste punten aangegeven, en van deze punten uit geschiedt de beschrijviug van in 't kadaster omschreven eigen dommen. Dit is de bron waarvan men uitgaat en niet de kaart, omdat een enkele streep, die op de kaart wat dikker uit de pen vloeit reeds dadelijk een aanmerkelijk verschil in grootte kan aangeven. De kaart kan derhalve nimmer de grondslag zijn voor het rechtsgeldig kadaster. Maar zegt men: tegenover dit bezwaar staat eene audere deugd, namelijk de rechtsgeldigheid van het kadaster kan processen voorkomen. Mijnheer de Voorzitter! Dan zeg ik: men is in onzen tijd wel lang zamerhand zoo wijs geworden om niet snel of klakkeloos tot een proces te besluiten. Iedereen weet, dat aan een procedure groote lasten en zware kosten verbonden zijn. Voor het rechtsgeldig karakter van het kadaster zal deze deugd weinig of niets aanbrengen. De heer Pierson, Minister van Financiën: Thans kom ik tot een punt, reeds herhaaldelijk besproken in de andere en in deze Kamer, namelijk de rechtsgeldigheid van het kadaster. In de eerste plaats een woord van verontschuldiging jegens den geachten afgevaardigde, den heer Melvil van Lynden, wegens een passage in de Memorie van Antwoord, waarin ik ge zegd heb, dat het denkbeeld aangaande deze zaak, ontwikkeld in het Voorloopig Verslag, toen voor het eerst in de Staten-Generaal in debat is gebracht. Ik had over het hoofd gezien, dat hetzelfde gevoelen reeds ten vorigen jare door den geachten afgevaardigde is ontwikkeld. Hij moge mijn excuses wegens dit verzuim aanvaarden. Nu de quaestie zelve. Zij is zoowel door hem als door den heer Welt en, in afwijkenden zin, door den heer van Nispen tot Pannerden besproken. Hoe meer ik over dit onderwerp nadenk, hoe meer bezwaar ik heb tegen de rechtsgeldigheid, hoe ook ingericht. Vooreerst om de kosten. Nu zegt men wel, dat deze niet groot zullen zijn, omdat men geen onmiddellijke invoering wenscht, doch slechts een geleidelijke, een gradueele. Doch deze meening zou ik bijna beschouwen als in strijd met zich zelve. Wie de rechtsgeldigheid van het kadaster absoluut noodig acht, moet ook een spoedige invoering wenschen, en dit is alleen mogelijk door het aanstellen van een groot getal nieuwe ambtenaren, bepaaldelijk landmeters.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 77