107
van temperatuur en vochtigheid, om van andere invloeden maar
te zwijgen, dan kan op gezag van deskundigen gerust worden aan
genomen, dat verschillen van 5 °/o en meer, tusschen de afmetingen,
welke op het terrein zijn bepaald en die welke na uitpassing op
het plan zijn afgelezen, meermalen worden gevonden. Dienten
gevolge wordt den landmeter, zelfs bij kleinere verschillen en dus
geregeld de vraag gesteld: heeft grenswijziging plaats gehad of
moeten de gevonden verschillen op rekening komen van de onnauw
keurigheid van het plan.
Voor die vraag wordt de landmeter ook gesteld, zoodra het plan
moet worden gebezigd bij het beslechten van grensgeschillen, en
als hij dan wel eens den blik wendt naar de knoopen van zijn jas
is zulks verklaarbaar.
Men kan dan met den hypotheekbewaarder J. C. Bouman1)
zeggen„voor grensbepalingen is het geen voordeel of de kaarten
„in overeenstemming zijn met den feitelijken toestand; immers
„leggen de buren zich bij de grensuitzetting door het kadaster niet
„neer, dan beteekent die niets, doen zij dit wel dan is de zaak in
„orde ook al wijst het kadaster de grens eenigszins verkeerd aan,
„want als geen bepaald bewijs geleverd kan worden hoever zich
„de eigendomsgrens uitstrekt zal de rechter zijn uitspraak gewoonlijk
„in overeenstemming met den bezitstoestand doen" en daarmede
het doorhakken van den knoop aannemen als een geschikt middel
om grensgeschillen te beslechten, maar niet zonder grond mag
worden betwijfeld of op deze wijze het rechtsgevoel bevredigd zal
worden. Want al is dat rechtsmiddel aangenomen in het nieuwe
B. W. van het Duitsche rijk en al wordt dat ten onzent eveneens
aanbevolen door den ontwerper van een nieuw B. W., niet ontkend
kan worden, dat het bezit van slechts een jaar dan de maatstaf
kan zijn, waarnaar de omvang van het eigendomsrecht zal worden
afgemeten. En de eigenaar, die zijn eigendom kent en zijns ondanks
wordt betrokken in een grensgeschil, zal door het doorhakken van
den knoop niet worden bevredigd en allicht meenen, dat voor hem
art. 4 der grondwet niet geschreven is en dat van dergelijke red
middelen geen gebruik behoeft te worden gemaakt, wanneer wij
een deugdelijk eigendomskadaster hebben.
b Beschouwingen over het Recht betrekkelijk Onroerende goederen in Nederland
blz. 38. Almelo 1891.