112 Men volstaat dan ook met het voorwerp der overeenkomst aan te duiden door te vermelden dat het uitmaakt een oostelijk of westelijk deel van zeker kadastraal perceel en op het terrein met paaltjes is uitgezet; als wilde men daarmede te kennen geven, dat er behoefte bestaat aan een eigendomskadaster waarbij het object wordt verzekerd, maar ook hoe slecht een kadaster werkt, dat niet behoeft geloofd te worden. Het vastleggen van de nieuwe grenzen wordt dan immers over gelaten aan den landmeter, die ze in het bestaande kadaster niet vastleggen en in figuurlijken zin gedacht ook niet vasthouden kan, en daarom meer dan iemand, die de rechtszekerheid van den grond eigendom beoordeelt in zijn studeerkamer, ondervindt dat die rechtszekerheid, voor een groot deel afhankelijk van de goede werking van het kadaster, zeer veel te wenschen overlaat. Maar gaan we de werking van het kadaster eens na in verband met eene akte, waarbij het object der overeenkomst gebrekkig is omschreven. Daartoe kiezen we een proces-verbaal van openbaren verkoop ten vorigen jare opgemaakt door een notaris, meester in de rechten. Voor de omschrijving van den verkochten grond wordt bij dat proces-verbaal niets anders vermeld dan dat beide perceels gedeelten eene bij benadering opgegeven grootte hebben en uit maken, het eene perceel een oostelijk, het andere een westelijk deel van zeker kadastraal perceel. Zelfs de mededeeling, dat de grenslijn tusschen beide perceelsgedeelten op het terrein met paaltjes is aangeduid, ontbreekt en alleen uit de omstandigheid, dat de beide perceelen te zamen f 1400 hebben opgebracht, moet worden afgeleid dat de koopers de grenslijn wel zullen hebben gekend. Onder de voorwaarden van verkoop komt eene bepaling voor, die woordelijk overgenomen luidt: „Bijaldien in de omschrijving „van het perceel of ten aanzien der kadastrale aanduiding, of grootte „daarvan, eenige abuizen mochten zijn begaan of het een en ander „niet juist mocht zijn uitgedrukt, zal de kooper zich toch met de „gedane opgaven moeten tevreden stellen en genoegen moeten „nemen met den werkelijken stand, de ligging, de kadastrale in- deeling of grootte, die het perceel heeft, zonder eenige aktie of „vordering te dier zake ten laste van den verkooper." Het is onnoodig om te blijven stilstaan bij deze bepaling, ze spreekt voor zichzelve. De akte moet echter bij het kadaster worden toegepast en het kadastrale nummer worden gesplitst.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 116