11 Zijn alle breinaalden aangelegddan houdt men de teekennaald goed verticaal, overtuigt zich door eene kleine verplaatsing dat zij van zelf weer naar den minimumstand wordt teruggedreven en steekt in dien stand de teekennaald door het karton in de teekening. I. Boer Hz. 100 126 1583/4 200 Breinaald No. h. 2 h. 4 h. 8 h. 1 3,0 5,4 11,2 24,8 2 2,7 5,5 11,2 24,3 3 2,8 5,7 11,8 25,0 4 2,8 5,8 11,7 24,3 5 2,8 5,8 12,0 25,0 6 2,8 5,6 11,6 23,7 7 3,1 5,8 11,9 24,6 8 2,8 5,8 11,7 24,0 9 3,0 5,8 11,7 25,0 10 2,9 5,8 11,6 25,4 Gemiddeld 2,87 5,7 11,64 24,61 Grootste afwijking 0,23—0,17 0,1-0,3 0,360,44 0,79—0,91 De draadnageltjes waren ingeslagen volgens de afmetingen van het millimeterpapier. Dit papier was echter bij het opplakken ongelijk matig gerekt. Ik heb daarom achterna de afstanden der scherp- gevijlde bovenranden van elk paar nageltjes bepaald. Die afstanden waren: 100,7, 126,5, 160,9. en 202,0 rn.M. De derden machten hiervan verhouden zich als: 2,85—5,66—11,64—23,04. Voor de gemiddelde doorbuiging vond Boer: 2,875,7 11,6424,61. Afstanden in Millimeters. Doorbuigingen in Millimeters.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 11