Het kadaster in het Ned. Landbouw-Comité.
Naar aanleiding van een verzoekschrift van eenige grondeigenaars
aan de beide Kamers der Staten-Generaal om „zoodanige wijziging
„in de inrichting van het kadaster te brengen, dat hunne rechten
„beter beschermd worden en eene riehtige boekhouding gewaar
borgd zij" werd door het Genootschap voor Landbouw en Kruid
kunde in Utrecht op de agenda voor 1899 van het Ned. Landbouw-
Comité gebracht het volgende onderwerp:
„Zoodanige pogingen aan te wenden als kunnende leiden tot
„verbetering van de rechtszekerheid van den grondeigendom door
„middel van verbetering van het kadaster".
De behandeling van dit onderwerp werd verdaagd om het dage-
lijksch bestuur van dat Comité in de gelegenheid te stellen een
praeadvies uit te brengen. Dit is onlangs verschenen en daarin
wordt tegen vernieuwing van het kadaster ter invoering van be
wijskracht veel nadruk gelegd op het bezwaar gelegen in de hooge
kosten en als conclusie aan de vergadering voorgesteld aan den
Minister van Justitie in overweging te geven:
„De wet op het notariaat zoodanig te wijzigen dat den notarissen
„de verplichting worde opgelegd zich steeds te overtuigen bij de
„uitoefening van hunne ambtsbezigheden, in hoeverre de begrenzing
„der eigendommen overeenkomt met die van het kadaster. Is deze
„overeenstemming niet duidelijk, dan worde daarvan mededeeling
„aan de betrokken ambtenaren van het kadaster bevolen, opdat
„deze ambtshalve, zoo noodig, door hermeting de vereischte ver
betering doen aanbrengen".
Door de vergadering van het Comité werd, volgens bericht in
de Nieuwe Botterdamsche Courant van 9 Juni 1900, op voorstel van
den heer Kneppelhout, ondersteund door het dagelijksch bestuur
en den heer Dinger, besloten bovenstaand onderwerp en voorstel
aan te houden tot na afloop der vergadering van de Notarieele
Vereeniging, waarop dit punt door deskundigen zal worden ingeleid
en besproken en waarbij de leden van het Landbouw-Comité kunnen
tegenwoordig zijn.