EEN KADASTER MET BEWIJSKRACHT, door Mr. M. W. F. Treub 1). Zooals waarschijnlijk de meesten onzer lezers wel in de dagbladen hebben gelezen, hield de Notarieele Vereeniging te Amsterdam ver leden week, ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan eene buiten gewone vergadering, waarin de vraag werd behandeld of invoering van een kadaster met bewijskracht voor ons land wenschelijk zou wezen. Niet minder waarschijnlijk achten wij het dat vrijwel allen zich de moeite hebben bespaard ook te lezen wat daarover in het midden werd gebracht, overtuigd dat zij er als leeken al ongeveer evenveel van zouden begrijpen als bijv. van eene met het onmisbare potjeslatijn doorspekte medische verhandeling. Toch ging het hier om een zaak, waarbij de belangen betrokken zijn niet alleen van hen die als eigenaars, vruchtgebruikers, pachters enz. rechten op bepaalde grondstukken hebben, maar in meer ver wijderd verband ook van alle andere staatsburgers, inzonderheid van de belastingbetalenden onder hen. Alle staatsburgers hebben belang bij een kadaster met bewijskracht, omdat het de rechts zekerheid bevordert; de belastingbetalende burgers hebben er een zeer speciaal belang bij, omdat de invoering van zulk een kadaster een niet onbelangrijk aantal millioenen guldens kosten zal. De meest bevoegde voorstander berekende die kosten op omstreeks 12 millioen, een der tegenstanders schatte ze op omstreeks 40 millioen. Ten einde den lezers geen schrik om het hart te doen slaan, voegen wij er aanstonds bij, dat die millioenen, bij invoering van het kadaster met bewijskracht niet op eens, maar geleidelijk in een tijdvak van een halve of een kwarteeuw uitgegeven zullen behoeven te worden. Nu zouden deze belangrijke kosten, aan de invoering van een kadaster met bewijskracht verbonden, wel geschikt zijn om de belastingbetalers voor dien maatregel huiverig te maken, als ons Overgenomen uit het Sociaal Weekblad van 6 October 1900.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 149