148 ook al geen hazepeper maken zonder haas, hetgeen hier zeggen wil geen grenzen opmeten die niet vóór de opmeting juist zijn vastgesteld. Het kan niet anders of hier moet de vraag bij den lezer op komen: „maar hoe komt het dan, dat men de grenzen der grond stukken niet behoorlijk vaststelt, vóórdat men ze door den land meter laat opnemen?" Dat komt en hier raken wij nu het hart van de kwestie omdat ons tegenwoordig kadaster voor het bewijzen van de grenzen der grondstukken niet bestemd is. Men brengt wel grenzen in kaart, maar, of hetgeen men in kaart brengt wel juist samenvalt met hetgeen de rechthebbenden op aan elkander grenzende grondstukken als de grens hunner bezittingen zouden aangeven, komt er niet op aan. Zulk een handelwijze bij het opmaken en bijhouden van een kadaster, dat toch als grondslag dient voor de boekhouding op den grond, moet den leek op dit gebied wel hoogst zonderling schijnen. En zij is ook zonderling. De verklaring van die zonder linge wijze van doen is deze, dat bij de samenstelling van het kadaster, daarmede niet beoogd werd een grondslag te scheppen voor de boekhouding der rechten op den grond, maar alleen een hulpmiddel voor de heffing van de grondbelasting. Voor den fiscus nu komt het aan op den aard der bebouwing van den grond en ten naastenbij op de grootte en de ligging, omdat die factoren de belastbare opbrengst, waarnaar de grondslag wordt geheven, bepalen. Maar of de in kaart gebrachte grootte een paar procent van de werkelijke afwijkt, of de ligging zooals de kaart haar vertoont niet volkomen klopt met de werkelijke ligging, is voor den fiscus van ondergeschikt belang. Bij de samenstelling van het kadaster heeft men zich dan ook tot het ongeveer juist in kaart brengen bepaald en, omdat het er zoo precies niet op aankwam, de rechthebbenden op de gronden er ook niet bij geroepen ter vaststelling en aanwijzing van de juiste grenzen hunner perceelen. Bij de geregelde bijhouding streeft men wel naar meerdere nauwkeurigheid dan bij de oorspronkelijke samenstelling, welke met eene betrekkelijke overhaasting moest geschieden, mogelijk was, maar in principe is de zaak gebleven zooals zij was: de grenzen, die opgenomen worden, behoeven niet vooraf door de belang hebbende eigenaars te worden vastgesteld en aangewezen, en moeten vaak door den landmeter naar eigen inzicht bepaald worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 152