HYPOTHEKEN EN HET EIGENDOMSKADASTER. Bij het debat in de Notarieele Vereeniging is door Notaris Mr. van Stockum de eenige niet-registratie-ambtenaar, die tegen een kadaster met bewijskracht stemde een bezwaar geopperd, dat meer aandacht verdient, dan er op de vergadering aan te beurt viel. „Wanneer verschillende huizen", aldus ongeveer luidde zijn be zwaar, „onder één eigendomsnommer voorkomen, en één van die buizen wordt met hypotheek bezwaard, dan kan men geen certi ficaat van onbezwaarheid van de andere krijgen". Dit bezwaar betreft vooral de inrichting van het kadaster na eene splitsing in een eigendoms- en een belastingkadaster. Stelt men zich klaar voor den geest waaruit bij het bestaande kadaster de bezwaren van hypotheken op gedeelten van perceelen ontstaan, dan ziet men gemakkelijk in dat die bezwaren verdwijnen bij invoering van een eigendomskadaster met bewijskracht. Die bezwaren toch ontstaan thans hieruit dat het kadastraal perceel en het perceel op het terrein niet identiek zijn, althans niet identiek behoeven te zijn. Het nommer is het kenmerk voor het perceel, doch de grenzen van het perceel en de grenzen van dat nommer, dat het heet aan te duiden, behoeven elkaar niet te dekken. In de boekhouding vraagt men niet: welk perceel op het terrein is verkocht of bezwaard, men vraagt slechts, welk nommer is in de akte of het borderel als het verkochte of bezwaarde aan gewezen. Bij de verwarringen, de fictieve consortstellingen, de besmetting met hypothecaire inschrijvingen, die hieruit voortvloeien, zal ik thans niet blijven stilstaan. Wordt nu een deel van een perceel bezwaard, dan kan men, zelfs al is dat deel behoorlijk omschreven of ambtshalve opgemeten, van het overig deel geen certificaat van onbezwaardheid verkrijgen,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 157