VERSLAG van de 16de Jaarlijksche Algemeene Vergadering,
gehouden te Amsterdam op 30 September 1900.
De vergadering wordt bijgewoond door 42 leden: de heeren
Boer, Boon, van den Briel, Colpa, P. van Dijk, Eekhof,
Gombault, A. J. de Groot, W. J. de Haan, A. N. Hamel
berg, W. den Hartogh, A. G. Hessels, Hoffmann, J. Holt-
huizen, W. Holthuizen, Hondius, Hoogenboom, Kalkman,
Keurschot, Lensink, Lindeman, Mulder, A. G. Oosterman,
Persoon, Posthuma, Prins, Remmelts, Roegholt, Schregar-
dus, Sillevis, Soer, Spuybroek, Teebaal, van der Veur,
Vierkant, Vonk, de Vos, de Vries, Wagemaker, Wannink-
hof, Wetselaar en Weygers.
De Voorzitter, de heer Hoffmann, opent te 11 ure de vergadering
met de volgende woorden:
Mijne Heeren!
De dag van gisteren vroeg voor het kadastrale vraagstuk zooveel
aandacht en belangstelling van U, dat ik gemeend heb, dat het U
niet anders dan aangenaam zou wezen, heden van de bestuurstafel
bij den aanvang onzer jaarlijksche Algemeene Vergadering slechts
een eenvoudig doch hartelijk en welgemeend welkom te hooren.
In het algemeen wensch ik dank uit te spreken voor de talrijke
opkomst op de gisteren gehouden vergadering der Notarieele Ver-
eeniging en hulde te brengen aan de daar betoonde eensgezindheid.
Ten opzichte van een Uwer oprdeel ik echter, en dat naar ik ver
wacht met uwe volle instemming, eene uitzondering te moeten maken.
Gij gist reeds, wien ik bedoel!
Ambtgenoot Boer! 29 September 1900 zal voor U een
onvergetelijke dag blijven; haast van af het oogenblik van Uw
indiensttreden hebt gij gestreden voor de hervorming der instelling,
die ons allen na aan 't hart ligt.