165
werp niet weer te openen en onmiddellijk tot de behandeling der
motie over te gaan, onder mededeeling dat door den heer Vrug-
gink een voorstel is gedaan om in de motie ook de adspirant-land-
meters te betrekken. Op voorstel van den Voorzitter besluit de
vergadering echter geen melding te maken van adspirant-landmeters.
De heer J. Holthuizen geeft eenige wijzigingen aan de hand,
waardoor de vorm eenigszins kan worden verbeterd en stelt mede
voor aan het slot van de derde alinea te laten vervallen de
woorden: „evenals dat voor andere ambtenaren van het kadaster
geschiedt".
Het komt echter den heer Vierkant beter voor dit laatste
onveranderd te laten.
Na een korte gedachtenwisseling, waarbij de Voorzitter opmerkt,
dat het doel der motie meer is eene opdracht aan het Bestuur der
Vereeniging, dan wel eene uitspraak der vergadering die ter kennis
van het Hoofdbestuur moet worden gebracht, wordt de motie dooi
de vergadering aangenomen, zooals die na de wijziging, door den
heer Holthuizen voorgesteld, luidt n.l.
De vergadering, gelet op de op 7 November 1898 gehouden
voordracht en de daarop gevolgde discussie over de vergoeding
aan de landmeters van de uitgaven door hen gedaan ten
behoeve van de uitoefening van hunnen dienst,
van oordeel, dat het billijk is dat de vergoeding van reis-
en verblijfkosten geschiedt naar vaste en aan hen bekend
gemaakte regels in overeenstemming met die voor andere
ambtenaren van gelijken rang gesteld, en dat mitsdien het
Koninklijk Besluit van den 5den Januari 1884 (Staatsblad N°. 4)
op hen worde toegepast,
van oordeel, dat de uitgaven der landmeters voor bureau-
en teekenbehoeften door den Staat behooren te worden gedragen,
van oordeel dat het wenschelijk is dat de benoodigde instru
menten en werktuigen onder toezicht en voor rekening van
den Staat worden aangeschaft en geverifieerd,
draagt aan het Bestuur op maatregelen te nemen, die er toe
kunnen leiden om tot eene bevredigende regeling dezer onder
werpen te geraken.
Na de behandeling der agenda wordt nog het woord verleend aan
den Secretaris, die tot den aftredenden voorzitter het volgende zegt