r
170
tot de meest uiteenloopende hypothesen, die als zooveel onomstoo-
telijke waarheden worden voorgedragen, heeft aanleiding gegeven.
Twee hoofdrichtingen vallen daarbij te onderscheiden. Zij han
gen nauw samen met tweeërlei levensbeschouwingen.
De eene kent aan de menschelijke rede, al of niet onder god
delijke leiding, een scheppend vermogen toe. Uit 's menschen
hoofd ontspruiten de regelen van moraal en recht, hetzij door
openbaring, hetzij door logische deductie. De wil, d. i. het ver
mogen om te handelen naar gevormde begrippen, past de leefre
gelen toe op de maatschappij. Die leefregelen, die regelen van
moraal en recht zijn de werkende krachten, de maatschappij is het
door haar gewrochte.
De andere levensbeschouwing kent geen actieven menschelijken
geest. Die geest wordt gevormd in en door het leven in de maat
schappij door waarneming, door ervaring. De mensch schept geen
gedachten, begrippen, gevoelens, voorstellingen, wilsbewegingen
dat alles zijn bewustzijnstoestanden die de mensch ondergaat.
Geest, rede zijn collectiefnamen voor alle bewustzijnstoestanden in
't algemeen of die van een bepaalde soort in het bijzonder 1).
In deze beschouwing zijn de begrippen, gevoelens, wilsbewe
gingen, enz. het product van de omstandigheden, van de opvoe
ding, de collectieve indrukken, voorstellingen, ervaringen, waaronder
de mensch leeft en waaronder de hem voorgegane generaties geleefd
hebben.
In de op deze levensbeschouwingen gebouwde leer, ten onzent
door Prof. Hamaker ontwikkeld in „Het recht en de maat
schappij" en die men ter onderscheiding van andere de determi
nistische zou kunnen noemen, worden de regelen" van moraal en
recht afgeleid uit de gedragingen der menschen. Zij worden
gevonden door waarneming. Het veld van waarneming is de
maatschappij.
Moraal en recht zijn niet de vooraf gegraven bedding, welke de
stroom der maatschappelijke ontwikkeling volgtdie bedding vormt
de stroom zich zelf.
Evenals alles in de natuur volgt de maatschappij de wissel
werking van oorzaak en gevolg. Even als voor de kennis van
de natuurwetten het veld van onderzoek is de natuur, zoo is voor
Prof. Mr. H. J. Hamaker, Het recht en de maatschappij, bl. 132, v.