17
hooger, maar geen enkele had meer dan ruim voldoende. Het
mondeling examen verbeterde den toestand een weinig, toch was
het eindcijfer voor velen niet meer dan even voldoende.
Verder moet de opmerking gemaakt worden, dat op het mondeling
examen bleek, dat de jongelieden zich zoowel in het Fransch als
in het Hoogduitsch erg gebrekkig uitdruktener waren slechts enkele
uitzonderingen.
Voor het onderzoek in handleeJcenen werd opgegeven eene groep,
bestaande uit kegel en zeszijdige pyramide in liggenden stand,
waarachter een schuin geplaatst driezijdig prisma.
Enkele candidaten gaven blijk van zeer voldoende oefening: de
groep werd door hen juist gezien, nauwkeurig geteekend en goed
geschaduwd. Bij anderen liet öf de perspectief-teekening öf het
schaduwen te wenschen over. Sommigen waren blijkbaar te weinig
geoefend om een behoorlijk afgewerkt geheel te leveren. Slechts
weinigen leverden eene teekening, waaraan een beslist onvoldoend
cijfer moest toegekend worden.
Ten einde van hunne bedrevenheid in rechtlijnig teekenen blijk
te geven, werd aan de candidaten opgegeven een driehoek te
construeeren, waarvan de zijden 6, 7 en 8 c.M. lang waren, be
nevens de om- in en aangeschreven cirkels van dien driehoek.
Dit examen leverde over het algemeen vrij gunstige uitkomsten op.
Het schrift was over het algemeen vrij voldoende.
Slechts van een tweetal candidaten moest het bepaald onvoldoende
genoemd worden.
Voor 't overige ontbrak het sommigen bij een goeden aanleg
nog aan de noodige vastheid.
De commissie,
E. van Steenbergen, Voorz.
P. Zeeman Gzn.
G. J. J. Ninck Blok.
H. J. Wansink.
P. Poot.
A. Veenhuysen, Secr.