184 verwoestten. Slechts woekeraars leenden nog geld op hypotheek. Landbouw en veeteelt, destijds nog meer dan thans hoofdbronnen van volksbestaan, geraakten in verval. Vergeefs trachtte men door geheel ontoereikende middelen, zooals: het verbod aan den schul denaar, om het onroerende goed in den steek te laten, de verma ning aan voogden om de gelden der minderjarigen niet te beleggen in gronden of hypotheken, het ergste kwaad te breidelen. Het eens zoo machtige Romeinsche rijk was verzwakt, het bestuur veil het ontaarde volk bezat niet meer de kracht door een doortastende hervorming van het onroerende goederenrecht aan de verwarring een einde te maken. Welnu, ook dit minderwaardige onroerende goederenrecht trachtte men over bijna het geheele Europeesche continent in de plaats te stellen van het betere inheemsche, en overal waar zulks gelukte, bleven ook de noodlottige gevolgen niet uit. Doch met volharding werd tegen dit recht gestreden. In enkele streken van Duitschland heeft het zelfs nimmer de overhand gekregen. In andere, zooals in Pruisen, keerde men reeds in de 18® eeuw tot het oud-vader- landsche recht terug, dat met de invoering van het nieuwe burgerlijk wetboek op 1 Januari van dit jaar zelfs in geheel Duitschland zegeviert. Ook in die landen zooals het onze, waar het Romeinsche recht aan de openbare stads-gerichts- of erveboeken de oorspronkelijke beteekenis had ontnomen, werden toch, door die boeken verder aan te houden en dus de openbaarheid van den eigendom te bevorderen, de ergste gevolgen afgewend. Ook op ander gebied dan dat van het onroerend vermogen heeft de invoering van het Romeinsche recht noodlottige gevolgen gehad. Zij zijn te wijten aan het verschil tusschen het recht, dat in het volksbewustzijn bleef voortleven, door de eeuwen heen, en het juristenrecht, waarvan de rechtbanken zich bedienen. „De vroegere overeenstemming tusschen het volksrecht en de gerechte lijke practijk werd tengevolge de bezetting der rechtscolleges met geleerde rechters verstoord en het naaste gevolg was, dat de uitslag van processen voor lèeken onberekenbaar werd. Daarmede ver dween natuurlijk het vertrouwen in de rechtspleging en is tot op den huidigen dag niet teruggekeerd" 1). Dr. C. A. Schmidt, Die Reception des römischen Rechts in Deutsch- land, bl. 253.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 188