185 Zelfs een groot bewonderaar van het Romeinsche recht, de erkende meester in het uitvorschen van den geest ervan, Ihering, moet tot deze conclusie komen „Als ik mijn oordeel in weinig woorden wil samenvatten, dan druk ik op de geheele geschiedenis en geldigheid van het moderne Romeinsche recht dit merkteeken: het door de verhoudingen zelf wel is waar tot zekeren graad noodzakelijk geworden overwicht der bloote geleerdheid boven alle andere factoren, die anders den vorm en de ontwikkeling van het recht bepalen, zooalshet nationale rechtsgevoel, de praktijk, de wetgeving. Een vreemd recht in vreemde taal, ingevoerd door de geleerden en slechts voor hen in vollen omvang toegankelijk daar tegenover een praktijk zonder de noodige kracht tot volle geestelijke beheer- sching van de stof en daarom tot voortdurende afhankelijkheid van de theorie d. w. z. tot onmondigheid verdoemd, het particu larisme in rechtspraak zoowel als wetgeving domineerend boven de zwakke pogingen tot centralisatie. Kan het ons verwonderen dat tusschen het nationale rechtsgevoel en zulk een recht een gapende kloof bestond, dat het volk zijn recht en het recht zijn volk niet verstond? Inrichtingen en voorschriften die in Rome bij de daar bestaande verhoudingen begrijpelijk geweest waren, werden bij algeheele wijziging der verhoudingen niets minder dan een vloek, en nooit zoolang de wereld bestaat zal een rechtspraak zoo zeer het geloof en het vertrouwen van het volk in het recht geschokt hebben als deze" 1). Ik zal niet uitweiden over de verschillende andere oorzaken van rechtsonzekerheid, die men heeft trachten weg te nemen door de condificatie, evenmin over de verschillende voor- en nadeelen aan de codificatie verbonden. Het is voldoende als een der voor naamste oorzaken van die onzekerheid aan te wijzen het feit, dat na verloop van eeuwen het Romeinsche recht door het volk slechts gedeeltelijk bleek geassimileerd te zijn, dat daarnaast het volksrecht zijn kommervol bestaan voortleefde. Is men bij de codificatie, althans bij de invoering van de zooge naamde nationale wetboeken, die hier te lande moesten dienen ter vervanging van de Fransche codes, tot het volksrecht teruggekeerd Aan pogingen daartoe heeft het niet ontbroken, doch als die 1) Der Kampf um's Kecht, bl. 82, 90.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 189