192 Het terrein wordt door meridianen en parallellen op onderlingen afstand van 20 minuten 37000 M.) in stukken verdeeld, graad- afdeelingen genoemd. Elke graadafdeeling wordt naar de conforme kegelprojectie in een plat vlak overgebracht, en kan dan worden voorgesteld op de schaal van 1 a 20,000 door 16 bladen, op die van 1 a 40,000 door 4 en op die van 1 a 80,000 door één blad van ongeveer 46 centimeter in het vierkant. In de conforme kegelprojectie worden alle meridianen als rechte lijnen in kaart gebracht, de parallellen als zeer flauw gebogen cirkelbogen. De pijl van deze laatste heeft in het ongunstigste geval voor een afstand van 37000 M. eene lengte van 1,18 M. Op de schaal van 1 a 20000 is de afwijking van de rechte lijn dus slechts 0,06 m.M. en zou dus met het ongewapende oog niet te constateeren zijn. Op dit kleine verschil na wordt elke graad afdeeling derhalve door een trapezium afgebeeld. Het verschil tusschen de evenwijdige zijden neemt toe naar mate de breedte grooter is. Graadafdeelingen van dezelfde geographische breedte kunnen langs de door rechte lijnen voorgestelde meridianen, ook theoretisch, zuiver aan elkander worden gesloten. Sluit men de graadafdeelingen van hoogere breedten hiertegen aan, dan ontstaat tusschen de meridianen eene kleine afwijking. De gaping, die hierdoor ontstaat bij eene breedte van 2°40' bedraagt 35 M. of op 1 a 20000 1,75 m.M., bij de schaal van 1 a 80000 0,44 m.M. bij eene hoogte der kaart van 14,80 respec. 3,70 M. Bij eene kaart van geheel Sumatra zou deze gaping ongeveer vijf maal zoo groot worden en voor dat geval dus zichtbaar worden wanneer men eene aaneensluitende kaart trachtte te maken. De conforme kegelprojectie toegepast op eene graadafdeeling veroorzaakt uiterst geringe vervormingen. Gelijk bekend is veroorzaakt elke conforme projectie eene ver grooting, die wel voor de verschillende punten der kaart veranderlijk is, maar die voor alle lijnen, gaande door eenzelfde punt, dezelfde is, althans voor dat gedeelte, waarin dat punt is gelegen. Ver schillende deelen eener lijn ondergaan verschillende vergrootingen, alleen voor enkele lijnen van bijzonderen stand kan de vergrooting over de geheele lengte dezelfde zijn. De verhouding van oneindig kleine lijnen in een zelfde punt blijft bij elke conforme projectie onveranderd, een klein driehoekje wordt conform afgebeeld, de hoeken veranderen dus niet.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 196