21 burgelijken akten zijn van de registratie vrijgesteld bij art. 8 der wet van 22 Frim. VII. Was die bepaling niet op borderellen van toepassing dan zou de hypotheekbewaarder naar art. 42 dier wet boetschuldig zijn, wanneer hij ongeregistreerde borderellen inschreef. Genoeg om te doen zien dat de gewraakte handelwijze eene ongeoor loofde is en haar doel mist. Spreker merkt terloops op, dat hieruit tevens volgt, dat een verkeerde aanduiding van kadastrale kenmerken in een akte en dientengevolge in de borderellen, niet kan worden hersteld alleen door verbeterende borderellen, dus zonder nieuwe akte. Toch wordt ook dit nu en dan beproefden voorts, dat ongeveer hetzelfde geldt voor verandering van het bij een hypothecaire inschrijving gekozen domicilie. Het ligt niet in den geest der wet (art 1234 B. W.), dat dit lichtvaardig worde toegelaten. Op het negatieve van ons hypothecaire stelsel kan men hier geen beroep doen In dit opzicht is de inschrijving positief. Het Konink. lijk besluit van 8 Augustus 1838, Stbl. no. 27 bevat in art. 14 voorschriften waarnaar het veranderen van domicilie moet plaats hebben (onderteekening door den crediteur in het register met aanteekening door den bewaarder op het oorspronkelijk borderel, of inlevering van een notarieele akte). Afwijking van dit voorschrift kan niet anders dan verwarring stichten, omdat ze onzekerheid doet ontstaan ten aanzien van de plaats waar de exploiten moeten worden gedaan. Men klage dus niet dat de hypotheek bewaarder lastig is, wanneer hij weigert borderellen ter verandering van het domicilie in te schrijven Spreker wordt hierdoor onwillekeurig gebracht tot andere aanteekeningen, welke naast de inschrijvingen worden gesteld. Eenige aanteekeningen worden bij de wet gevorderd. Die der verandering van domicilie is besproken. Het aanteekenen van de vordering tot boedelafscheiding is vrij uitvoerig geregeld in art. 1233 B. W. Spreker heeft die aanteekening echter nooit gemaakt of gezien, noch er van gehoord. De aanteekening dat een derde bezitter van een gedeelte van het goed de schuld, waarvoor het verbonden was, heeft betaald waarvan art. 1247 B. W. spreekt komt enkele malen voor; die dat hij uitgewonnen is, heeft spreker nimmer gezien. De gesubrogeerde schuldeischer is verplicht ter bewaring van zijn recht de aanteekening te laten doen. Nergens is geregeld op welke wijze. Door spreker wordt ze gedaan wanneer hem een afschrift der notarieele kwitantie wordt ter hand gesteld. Het aanteekenen van het recht, dat de niet batig gerangschikte schuld- eischers behouden ingeval een beter recht hebbende vordering voorwaar delijk batig is gerangschikt, geschiedt naar art. 1263 B. W. ambtshalve op bevel van den rechter die de doorhaling beveelt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 21