Een rechtsgeldig kadaster voor Frankrijk J) De heer I. Boer Hz, verdient ongetwijfeld aller dank, waar hij in dit tijdschrift1) geregeld de aandacht vestigt op datgene wat in den vreemde, met name in Frankrijk, ten aanzien van kadastrale en verwante wetgeving wordt voorbereid of ten uitvoer gelegd. Daarbij treft hem voorzeker geen verwijt, indien hij de zich voor doende gelegenheid gebruikt, om voor eigen wenschen of denkbeelden propaganda te maken. Maar tegenspraak wekt het, wanneer tot versterking dier propaganda het relaas zelf gekleurd en de feiten verwrongen worden. Van dien aard is het opschrift van zijn laatste aanteekening (IIM. VII (1898), bl. 460): „wet van den 17den Maart 1898 op de invoering van een rechtsgeldig kadaster in Frankrijken de stelling omtrent diezelfde wet geformuleerd (bl. 466), dat daarin klaar en duidelijk de rechtsgeldigheid van het toekomstig kadaster is uitgesproken". Immers, wat is onder een rechtsgeldig kadaster te verstaan? Indien een kadaster is eene kaart der eigendommen (al of niet in cultuurperceel en gesplitst), dan is een rechtsgeldig kadaster een zoodanige kaart der eigendommen, die voor de eigenaars verbindend is, zoodat dus ieder van hen de grenzen heeft te eer biedigen, die het kadaster tusschen hem en zijne naburen getrokken heeft. Zal nu het ondernomen kadaster een dergelijk karakter dragen? Allerminst. Het trekt geene grenzen tusschen de eigenaars en is bijgevolg voor hen ook niet verbindend. Het een zoowel als het ander staat uitdrukkelijk in de wet te lezen. Art. 5 zegt, dat de commissie op zal sporen les propriétaires apparents (in gewone menschen taal: de bezitters) en de grenzen hunner bezittingen; art. 7, dat dit geschiedt saaf les droits du prop-iétaire réel2), 9 Overgenomen uit het Rechtsgeleerd Magazijn 1899 bl. 590. a) Het voorbehoud op dit voorbehoud»dont la reclamation ne pourra avoir d' effet qu'entre lui et ses voisins immédiats is slechts verstaanbaar van het standpunt der Fransche rechtspractijk, die grenskwestiën beslist door toemeting der uitgestrektheid, waarop men krachtens zijn titel aanspraak heeft (Robern ier Preuve du droit de propriêté I (1843) p. 264273). Het artikel wil dus beletten, dat de teruggedrongen huurman het verlies op zijne overige buren verhale, ook al zoude de beslissing hem minder terrein overlaten, dan zijne titels uitwijzen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 47