65 Anders is het gesteld met de kadastrale kaart; zij wijst de grensscheidingen aan zooals de landmeter die, op een zeker tijdstip, op het terrein heeft bevonden. Tot bewijs van den feitelijken toestand, waarin het perceel op een bepaald aangewezen dag ver keerde, veelal omdat de meeste grondstukken herhaaldelijk zijn opgemeten tot bewijs van de verschillende toestanden, op ver schillende tijdstippen, kan de kaart van nut zijn. Aan dat bewijs zal men moeten denken, wanneer men leest wat Mr. F. B. Coninck Liefstink zeide in de 24e Juristen-Vergadering „Men zegt, het stelsel van ons kadaster levert volstrekt geen „bewijs. Dat het geen absoluut bewijs levert, geef ik toe; maar „het levert toch wel een vermoeden, tengevolge waarvan de rechter, „in verband met andere bescheiden, tot een juiste toewijzing van „eigendom geraken kan. Wij hebben bij ons tegenwoordig stelsel „in het kadaster niet een absoluut bewijs, waaruit allerlei bezwaren „en onrechtvaardigheden kunnen voortvloeien, maar een bewijsmiddel „ter waardeering van den rechter, die aan hetgeen in het kadaster „beschreven staat, evenals aan elk feit, de bewijskracht kan toe kennen, die het verdient. „Als men het gewone bewijs, dat uit het vermoeden van de „inschrijving kan ontstaan, laat gelden, dan zal met eene verbetering „van ons tegenwoordig kadaster-stelsel, dat rechtens kan blijven „wat het is, ook meerdere zekerheid ontstaan en zal geen ander „stelsel noodig zijn. Naarmate het kadaster beter wordt, zal de „rechter meer gewicht kunnen hechten aan dat vermoeden." (Handelingen der Nederlandsche Juristen Vereeniging, Jaar 1893, deel II pag. 28 en 31.) Zeer ten onrechte wordt dikwijls over ons kadaster gesproken alsof het de eigendomsgrenzen der perceelen aanwijst. Ten blijke daarvan volgen hier een paar aanhalingen uit het verhandelde in de vergadering van de 2e Kamer der Staten-Generaal in December 1898. „De heer Drucker: De heer Willinge zeide: gij verlangt een „kadaster met bewijskracht; welnu, het kadaster heeft tot op „zekere hoogte reeds bewijskracht; wat door het kadaster is opge rekend geldt als vermoeden. Indien dat zoo is, toont dit juist, „mijns inziens, overtuigend aan, dat het bestaande stelsel niet „deugt, want de eerste voorwaarde van een kadaster, waaraan

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 69