78 „vaardigcl. Niemand zou de grenzen der perceelen op de kadastrale „kaart tot eigendomsgrenzen willen verheffen. Ja, niemand, die de „wording van het kadaster in bijzonderheden kent, zou zelfs in de „Avet \ATillen geschreven zien, dat de grenzen op het kadastrale plan, „behoudens tegenbewijs, zullen vermoed worden de juiste te zijn. „Immers wat bij de vervaardiging van het kadaster is geconstateerd „geworden, is ten hoogste geweest de toenmalige bezitstoestand'en „zelfs daarbij is men vaak oppervlakkig te werk gegaan. En nu „ligt er al dadelijk zekere tegenstrijdigheid in, om de kadastrale „aanduiding die toch in zoo nauw verband staat tot de afscheiding „der perceelen op de kaart, voor een juridisch doel verplichtend „te stellen, terwijl men aan de grenzen op het plan alle juridieke „beteekenis ontzegt." Hiermede stemt volkomen overeen wat deze Staatscommissie op pag. 342 en v. der Toelichting heeft gezegd. „Wanneer men „slechts een oogenblik de aandacht vestigt op datgene, wat voor „de werking van het grondboek, zoo al niet onmisbaar dan toch „hoogst wenschelijk is, n.l. een behoorlijk ingericht kadaster, clan „stuit men ten onzent reeds dadelijk op zeer ernstige bezwaren. „Samengesteld met een fiscaal doel, ten einde een basis te hebben „voor het heffen der grondbelasting, deugt ons kadaster, allereerst „door gemis aan namvkeurigheid, in geenen deele voor het met „juistheid opgeven der grootte en het afbakenen van de grenzen „der eigendommen. „Het samenstellen van zulk een kadaster behoort zeker niet tot „de onmogelijkheden, maar men telle de moeilijkheden niet gering om in een geparcelleerd land als het onze en met de uitbreiding, „die de groote steden in de laatste jaren hebben ondergaan, en „nog ondergaan, eene geheel nieuwe omschrijving en daarmede in „verband staande in kaart brenging der eigendommen te bewerkstel ligen, inzonderheid zoo men die tot eene voor de eigenaars ver blindende wilde maken," Hoewel de Staatscommissies van 1867 en 1887 tot verschillende besluiten komen omtrent de vraag of aanduiding van de onroerende goederen naar de kadastrale kenmerken moet worden voorgeschreven, schijnen zij toch overeen te stemmen in de meening dat een eigendoms kadaster, Avel niet noodzakelijk, maar toch zeer Avenschelijk is, indien men de perceelen, welke verhandeld worden, naar de kadastrale kenmerken wil doen aanduiden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1900 | | pagina 82