80
wordt behandeld. Hoe het kadaster zou moeten worden ingericht,
ingeval een dier stelsels werd ingevoerd, wordt daarom hier buiten
beschouwing gelaten.
In de 24e Juristen-Vergadering, gehouden te Utrecht, den 28011
en 29en Augustus 1893, werd de vraag behandeld: „Is herziening
„wenschelijk van het stelsel onzer wet omtrent eigendom van den
„grond in de richting van het Grondboek- of het Torrensstelsel oi in
„anderen geest?" Vraagpunt I luidende: „Is het, welk stelsel
„omtrent den grondeigendom men aanneme, wenschelijk dat bewijs-
kracht omtrent de grenzen der perceelen worde toegekend aan
„een met dat doel samengesteld kadaster werd, door het opsteken
van de handen, op enkele stemmen na, bevestigend beantwoord.
Het in de vergadering gevoerd debat (Zie Handelingen der
Nederlandsche Juristen-Vereeniging, Jaar 1893, deel II, pag. 13 en v.)
geeft geen licht omtrent de gronden, waarop dat bevestigend ant
woord steunt.
Aan het verslag van het verhandelde in de vergadering (pag.
95 en v.) wordt het volgende, dat aan het einde van het debat
over het eerste vraagpunt werd gesproken, ontleend:
„De Heer Mr. A. A. de Pinto ('s Gravenhage).
„M. d. V. Zou het wel wenschelijk zijn om eene stemming te
„provoceeren over het eerste vraagpunt? enz. De eenige die hier
„dit punt besproken heeft is de heer Bolhuis, maar ik waag de
„onderstelling dat hij juist eene aanbeveling heeft gezien van het
„positieve stelsel daarin, dat dit medebracht het zoogenaamde
„rechtsgeldige kadaster, ofschoon dit evenzeer denkbaar is in een
negatief.
„Ik zou dus meenen dat het beter was dit vraagpunt niet in
„stemming te brengen."
Na de opmerking van den voorzitter dat het bestuur gemeend
heeft de vraag voorop te moeten zetten, omdat zij behandeld
is in de praeadviezen, maar vooral ook omdat men wenscht te
beproeven of van de Juristen-Vereeniging een verklaring omtrent
dit punt kan worden uitgelokt, welke een stoot zou kunnen geven
tot hervorming, vervolgt
de heer de Pinto:
„M. d. V. Hoe interressant de quaestie op zichzelf ook is, zoo
„meen ik toch dat zij geen onderwerp uitmaakt van het heden
