85
omtrent zij, die als eigenaren werden aangemerkt, zijn overeen
gekomen. Men zou verwachten dat, in het stelsel van den heer
Boer, even als elders (zie hiervoor pag. 71 en 72) de werking
der overeenkomst zou zijn beperkt tot hen, die er partij bij waren,
hunne erven en rechtverkrijgendendat dus de door de kaart aan
gewezen grens niet zou gelden tegenover hen, die later bewijzen
de werkelijke eigenaren te zijn noch tegenover hen, die reeds vroeger
hypotheken of andere zakelijke rechten op het goed verkregen
hadden. Toch ligt dit niet in de bedoeling van den heer Boer;
in zijn praeadvies van 1893 leest men: „Komt niemand, na publi
catie en verloop van een bepaalden termijn, tegen de uitkomsten
„der meting in verzet, dan zal de ware eigenaar zich wel door uit-
winning in het bezit van zijn goed kunnen stellen, maar gebonden
„zijn aan de grenzen, zooals die eenmaal zijn vastgesteld, wat geen
„rechtsvordering wegens bedriegelijke verkorting zijner rechten
„onder medeplichtigheid van den naburigen eigenaar uitsluit.
(Handel, der Ned. Jur.-Ver. 1893, al. I, pag. 159).
Over de rechtvaardigheid van deze afwijking van de regelen van
het gemeene recht zou misschien verschillend kunnen worden ge
oordeeld, doch wil men de overeenkomst omtrent de grenzen doen
werken tegen allen, die eenig recht op den grond hebben, dan
vordert de billijkheid toch zeker dat alle hypotheekhouders en
anderen, die als een zakelijk recht op het goed hebbend bekend zijn,
worden opgeroepen om aan de grensregeling deel te nemen. De
medewerking van en de overeenstemming tusschen allen, die opge
roepen zijn, zal veel moeilijker kunnen worden verkregen, dan bij
de elders aangenomen regeling het geval is.
Of de afwijking van het door het buitenland gegeven voorbeeld
eene verbetering zou zijn, mag worden betwijfeld.
Door het toelaten der verjaring, ook al worden daardoor vroeger
vastgestelde grenzen gewijzigd, wordt aan een eisch der rechtvaar
digheid voldaan, maar de waarde van een eigendomskadaster wordt
er beduidend door verminderd, want de grenzen kunnen dan ver
anderen zonder dat er van blijkt uit de kaart.
Omdat zij niet begrepen is, moet de volgende uiting van den
heer Boer hier onbesproken worden gelaten.
„Men kan zich verkrijging van het bezit door grensverschuiving
„denken als eene usurpatie door het object zelf, waar natuurlijk