86
„wel aan het toedoen des eigenaars moet gedacht worden, doch
onafhankelijk van zijn titel van het naburig perceel.
„Verjaring, op grond van zulk bezit, dus zonder titelkan alleen
„gekeerd worden door toepassing van het beginsel der specialiteit,
„door aan de openbare gegevens van het kadaster bewijskracht in
„rechte toe te kennen.
„Deze gegevens verschaffen den eigenaar, wat hem tot nog toe
„ontbreekt, het bewijs omtrent het object van zijn recht, n.l. omtrent
„omvang en grenzen er van.
„Wil de buurman zich tegenover dit bewijs op verjaring beroepen,
„dan rust de bewijslast op hem".
Rust de bewijstlast niet altijd op hem, die zich op de verjaring
beroept
De heer Boer wil geene gedwongen regeling van de grenzen
tusschen particuliere eigendommen. Na hetgeen hiervoor op pag.
73 en 74 over het oprakelen der grensgeschillen is gezegd, zou
hier met eene verwijzing kunnen worden volstaan.
Doch kan men een eigendomskadaster nog nuttig achten, wanneer
men de gedwongen grensregeling verwerpt?
Toen in Frankrijk, in 1876 en 1877, ontwerpen van wet tot ver
betering van het kadaster werden behandeld, waarbij eene regeling
werd voorgedragen, die, op dit punt, overeenkomst had met het
door den heer Boer voorgestelde, werd die vraag door de oppositie
ontkennend beantwoord en een bekend voorstander van de invoering
van een eigendomskadaster met bewijskracht in Elsass-Lqthringen
zegt er van:
„Eene regeling naar die ontwerpen zou, vergeleken bij de vroegere,
eene niet onbeduidende vermeerdering van arbeid tengevolge hebben,
„zonder voor de vaststelling van den eigendom werkelijk waarde
„hebbend werk te kunnen leveren. Het invoeren van zulk eene
„regeling zou een halve en in meer dan een opzicht bepaald
schadelijke maatregel zijn.
„Wil men een eigendomskadaster, dan moet men een stap verder
„gaan, die volstrekt niet zoo groot is, als hij op den eersten aan-
„blik wellicht schijnt. Wil men daartoe niet besluiten, dan doet
„men het best, wanneer men zich tevreden stelt met de eenvoudige
„opneming van den bezitstoestand door den landmeter en wanneer
„men van alle verdere vaststellingen, die meer kosten dan zij baten