106
Toelichting van het rekwest d.d. 14 Mei 1901 aan Zijne
Excellentie den Minister van Financiën ingezonden door de
Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde.
De traktementen of jaarwedden van 's Rijksambtenaren, rechter
lijke zoowel als burgerlijke, werden tot 1 April 1816 maandelijks
uitbetaald, waarom de traktementen van overleden ambtenaren in
overeenstemming met het Souverein Besluit van 30 April 1814
n°. 24 werden uitgekeerd tot en met de maand, waarin het over"
lijden was voorgevallen, ofschoon in dit Besluit niet wordt gerept
van de wijze van uitbetaling der traktementen aan de ambtenaren
zeiven, een stilzwijgen, dat verklaarbaar is, omdat blijkens de con
siderans, het Souverein Besluit van 1814 werd genomen om een
einde te maken aan de onzekerheid, welke er bestond omtrent de
uitbetaling na overlijden.
Eene definitieve regeling van uitbetaling der traktementen of
jaarwedden, voor zooverre ze vast zijn, aan de ambtenaren, of bij
overlijden aan hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden, kwam tot
stand bij Koninklijk Besluit van 14 Maart 1816 n°. 88 (Bijvoegsel
tot het Staatsblad n°. 329), met ingang van 1 April daaraanvolgende.
Toen is bepaald, dat de traktementen van nieuw aan te stellen
burgerlijke en rechterlijke rijksambtenaren voortaan zouden ingaan
met den eersten dag van het kwartaal, volgende op het kwartaal,
waarin de aanstelling geschiedt of eene verhooging van traktement
wordt toegekend (art. 7) en dat de tot dusverre plaats gehad
hebbende maandelijksche betaling der vaste traktementen niet meer
zoude worden gecontinueerd (art. 1), terwijl bij art. 6 is bepaald
„dat de erfgenamen of rechtverkrijgenden van overleden burgerlijke
of rechterlijke rijksambtenaren en bedienden" (uitzonderingen worden
niet gemaakt) voortaan aanspraak hebben op die „betaling van het
traktement van den overledene voor het volle bedrag van het
kwartaal waarin het overlijden heeft plaats gehad".
Weliswaar wordt bij art. 1 van genoemd Kon. Besl. van 1816
gesproken van „vaste traktementen of jaarwedden" maar in dien
zin, dat wordt geregeld de uitbetaling voor zooverre de traktementen
vast zijn, d. w. z. wisselvallige baten, welke niet door 's Rijks schat
kist worden gedragen, werden niet begrepen in de regeling bij dit
Kon. Besluit gemaakt.
Geheel in overeenstemming met zoodanige opvatting is het K. B.