107 van 25 Juli 1817 n°. 56, waarbij het K. B. van 1816 eveneens toepasselijk wordt verklaard op de bureaukosten, die den ambtenaar worden toegelegd, en niet minder daarmede in overeenstemming is het Kon. Besluit van 2 April 1828 n°. 40, dat de bepalingen van het K. B. van 1816 aanvullende, over de kwartaalsgewijze uitbetaling der traktementen van nieuw aan te stellen rijksambte naren en bedienden en het tijdstip van ingang der betaling spreekt, zonder eenig voorbehoud. En de Algemeene Rekenkamer, onder dagteekening van 27 Aug. 1874 n°. 13, een rondgaand schrijven richtende tot de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur in zake den ingang der bezoldiging van 's Rijksambtenaren, wijst als maatstaf, welke daarbij moet worden aangelegd, op geen andere bepalingen, dan die zijn neergelegd in de Besluiten van 14 Maart 1816 en 2 April 1828. Op goede gronden kan dus worden voortgebouwd als aangenomen wordt, dat voor de vaste traktementen van alle rijksambtenaren gelden de bepalingen van het Kon. Besl. van 1816. Bij Min. Res. van 8 Juli 1837 n°. 295 Regie. wordt evenwel te kennen gegeven, dat het Kon. Besl. van 1816 niet toepasselijk verklaard kan worden op de ambtenaren der registratie, „welke slechts gedeeltelijk vaste traktementen genieten en niet driemaandelijks worden uitbetaalddit laatste in strijd met het Kon. Besl. van 1816 voor zooverre daarbij nieuw benoemde ambtenaren waren betrokken. En eveneens in strijd met het Kon. Besl. van 1816 wordt bij diezelfde resolutie gezegd, dat niets belet, dat in geval van overlijden van ambtenaren en bedienden bij het vak der registratie, voor zooverre dezelve vaste traktementen genieten de gunstige bepaling van het S. B. van 30 April 1814 n°. 24 worde toegepast, tengevolge van hetwelk aan de erfgenamen of rechtverkrijgenden het volle bedrag van de geheele maand in welke het overlijden is voorgevallen wordt toegekend. Toch kan het al of niet toepassen van het Kon. Besl. van 1816 niet afhankelijk zijn gemaakt van de uitbetaling der traktementen per kwartaal. Immers bij Kon. Besluit van 12 Juli 1846 n°. 62 reeds werd bepaald, dat de geëmployeerden aan de departementen van algemeen bestuur beneden den rang van adjunct-commies, weliswaar per maand zullen worden uitbetaald maar bij hun overlijden hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden het recht behouden op uitbetaling van het loopende kwartaal eene bepaling die vervolgens toepasselijk is gemaakt

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 109