113 De algemeene indruk die het examen ditmaal heeft gemaakt, was geen gunstige. De kennis van vele candidaten was, voor zoover de verschillende onderdeelen der wiskunde betreft, geheel onvoldoende. Behoudens eenige zeer gunstige uitzonderingen miste de groote meerder heid het vermogen om zich eene voorstelling van figuren in de ruimte te maken; hunne kennis van de stereometrie bepaalde zich in hoofdzaak tot formules voor oppervlakken en inhouden. Evenzoo had hunne studie van de boldriehoeksmeting beslaan in het uit het hoofd leeren van een zeer groot aantal formules. Van een eenigszins oordeelkundig gebruik maken van die formules was meestal geen sprake. Ook de planimetrie en de algebra bleken in den regel oppervlakkig bestudeerd te zijn. Het examen in rekenkunde en vlakke driehoeksmeting gaf iets gunstiger indruk. De vraagstukken over natuurkunde werden over het algemeen goed opgelost. De meeste der candidaten kenden enkele feiten op het gebied van de cosmographie, doch bleken volkomen onbekend te zijn met de verklaring van die feiten. Het examen, zoowel schriftelijk als mondeling, in de Nederlandsche en Hoogduitsche talen leverde bevredigende uitkomsten op. Ongunstig waren daarentegen die van het onderzoek in de Fransche taal. Aan zestien van de een en zestig candidaten moest voor die taal een onvoldoend cijfer gegeven worden. Ook nu moet weder de opmerking gemaakt worden, dat, op enkele uitzonderingen na, de candidaten zich in de vreemde talen gebrekkig uitdrukten. De kennis van de hoofdtrekken der gemeente-, provinciale en staatsinrichting was over het algemeen zeer voldoende. Slechts aan enkele candidaten werd het cijfer voor onvoldoende toegekend. Voor het onderzoek in handteekenen werd opgegeven een groep van rechtlijnige op en neven elkander geplaatste lichamen. Slechts aan een derde der candidaten kon het cijfer voor goed worden toegekend. De teekeningen van de anderen lieten veel te wenschen over. De uitslag van het rechtlijnig teekeneneene constructie van cirkels om driehoeken, was over het algemeen vrij bevredigend. Het schrift was van het grootste aantal candidaten voldoende. Met het oog op het niet geringe aantal candidaten, die èn schriftelijk èn mondeling een geheel onvoldoend examen in bijna alle onderdeelen van de wiskunde hebben afgelegd, overwoog de commissie de vraag, in hoeverre hel bij een volgend examen gewenscht zou zijn die candidaten, wier schriftelijk examen zeer onvoldoende is, met dien ongunstigen uit-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 113