116 alle staten bestaan daar, onder verschillende benamingen, wettelijke regelingen, waardoor, bij sterk verbrokkelden en verspreiden grondeigendom in eenig complex, de meerderheid de minderheid kan dwingen tot eene nieuwe verdeeling over te gaan. Doch ook zonder gelijktijdige verdeeling van gemeentegronden is in de meeste Noord-Duitsche staten, als zelfstandige maatregel, de afronding der eigendommen wettelijk geregeld. Naar de wet voor Oud-Pruisen van 2 April 1872 is, evenals in de meeste andere staten, eene meerderheid, berekend naar de oppervlakte en de belastbare opbrengst, voldoende om de minderheid te dwingen tot medewerking. Bij de discussie acht de heer Spruijt het een bezwaar dat, na eventueele onteigening, de toestand moeilijk te bestendigen zal zijn. Immers, wat te doen bij gedwongen verkoop van gronden, erfenis? Beter acht hij herziening van 't kadaster. De heer Marlett (Delft) oppert ook eenige bezwaren. In de gemeente Soest bijv. ligt de wei in de laagte, het bouwland op hooge grond. Spreker wenschte dat, waar hij het met inleider eens is, eene volksmeening in deze zaak gevestigd werd. De heer Löhnis (Den Haag) merkt op, dat de landbouwers zeil niet gauw medewerken. In Drente staat de woning aan den dorps brink, terwijl het bouwland over verschillende, soms 20 stukken, op den esch verdeeld is. Hoe intensiever de cultuur wordt, hoe grooter zich de bezwaren van deze verspreide ligging doen gevoelen. Indien de belanghebbenden zich maar uitspreken, zal er ook wel een practische weg gevonden kunnen worden. De heer Korteweg (Den Haag) merkt op, dat in Overflakkee zich het verschijnsel voordoet, dat de los gelegen landerijen veel grooter huur doen dan de aangelegen landerijen. De heer Van Reijne (Beverwijk) merkt op, dat in de Zaanstreek deze verspreiding van perceelen ook zeer veel voorkomt. Hij is het eens met de eerste conclusie van spreker, doch de 2e gaat hem zeker te ver. Prof. Mayer (Wageningen) meent zich te herinneren, dat indertijd in Baden de Zusammenlegungswet op dezelfde gronden bestreden is geworden als nu hier. Men is nu door de goede toepassing daar echter geheel verzoend geworden met de Verwandlungswet. De heer S. Koenen (Deventer) merkt op, dat deze wetten, in verband met de markenwet, uitstekend hebben gewerkt. De heer Ten Oever acht het als Drentenaar met den heer Löhnis zeer wenschelijk, dat de gronden op den esch worden afgerond.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 116