12
te Poppelsdorf, x) op het oogenblik achten wij het actueel er op te
wijzen, dat er geen enkele reden bestaat, waarom de werkkring
onzer Wageningsche instelling van onderwijs niet naar het voorbeeld
van dien harer Duitsche zuster zou worden uitgebreid, waarom de
landmeter niet hier te lande even als in Pruisen, in de toekomst
tegelijkertijd „kuituurtechnicus" zou zijn.
Onmiddellijk na het verschijnen van het Rapport 159 hebben wij
deze uitbreiding van den werkkring van den landmeter op gronden
aan het algemeen belang ontleend bepleit.
Dat betoog komt voor in het Tijdschrift voor K. en L. Jrg. XIV
(1898), blz. 126127, voor de lezers van dit Tijdschrift lassehen
wij het hier woordelijk in:
„De Commissie Ontginningdie het rapport opmaakte bestaat
„uit acht leden; in één enkel opzicht waren zij niet eenstemmig.
„Aan den voet van blz. 6 staat eene opmerking, luidende: een
„tweetal leden der Commissie Icon zich met deze zinsnede niet vereenigen,
daar het hier meer geldt arbeid waartoe de ambtenaren van het
kadaster zijn aangewezen.7'
„Deze aanteekening heeft betrekking op de aanstelling van Rijks-
landbouwingenieurs.
„Met het verslag vóór ons is het niet mogelijk na te gaan, naar
„aanleiding van welke overwegingen deze opvatting ontstond.
„Zoo ergens dan is het hier (Tijdschrift voor K. en L.) zeker de
plaats er op te wijzen, dat de landverlegging geweldig zal ingrijpen
„in de hypothecaire en kadastrale boekhouding.
„Het opmaken van nieuwe kadastrale plans, dat toch vloeit uit
„de consolidatie voort, zal bezwaarlijk door andere ambtenaren dan
„de landmeters van het kadaster kunnen geschieden, terwijl de
administratieve werkzaamheden daaraan gepaard gaande, onmogelijk
„door een landbouwingenieur kunnen worden verricht.
„Twee gevallen zijn mogelijk: ten eerste, dat het kadastrale
„technische materieel de plans slechts gedeeltelijk wordt
„vernietigd.
„De bebouwde kom van dorpen wordt door de landverlegging
„niet of nagenoeg niet aangetast, nu zal men er toch wel niet aan
„denken, het verband tusschen het nieuwe plan en het overblijvende
9 Overgenomen in dit Tijdschrift Jrg. 1900. Ie afl. bldz. 2731.