S jj». 145 In de praktijk neemt men aan, dat de breekl engte voor dezelfde papiersoort onafhankelijk is van de dikte, omdat bij gelijke lengte, het gewicht evenredig is aan de dikte. Voor deze berekening zijn bekend: de lengte van de voor het onderzoek gebruikte strook (L) en haar gewicht (G), voorts de breukbelasting (6); onbekend is de scheurlengte (S), dus: S:b L:G. in woorden: scheurlengte strooklengte breukbelasting strookgewicht in gebruikelijken vorm: De voor strooken van gelijke breedte van een en hetzelfde papier onveranderlijke verhouding d. i. de lengte in meters van een G strook van 15 m.m. breedte, die één gram weegt, wordt het fijnheidsnummer genoemd; wijl L een constante waarde is, heeft men tabellen samengesteld waaruit voor verschillende gewichten het quotient onmiddellijk kan worden overgenomen. De belasting waaraan de strook wordt blootgesteld heeft ten gevolge dat deze langer wordt, tot op het oogenblik dat de papier vezels uit elkander wijken; het in procenten uitgedrukt bedrag dezer verlenging, kan men met den naam van rekkingscoëfficient aanduiden. De stevigheid van het papier is voor de lengterichting niet dezelfde als voor de breedterichting. Zij is het sterkst in de lengterichting, d. i. „de richting der machine." Op het papierproefstation wordt het onderzoek naar de stevig heid daarom zoowel in de eene, als in de andere richting ingesteld; van het aangeboden papier neemt men een vijftal vellen, waaruit vijf lengte- en vijf breedtestrooken worden gesneden, de aan belang hebbenden mede te deelen einduitkomst is het arithmetisch ge middelde uit 10 proefnemingen. De gebruikelijke afmetingen der strooken zijn: lengte 18 c.m., breedte 15 m.m.; aan het machinaal snijden der strooken wordt de grootst mogelijke zorg besteed en niet minder aan de proef nemingen waaraan zij worden onderworpen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 145