155
oorspronkelijke plaats gehangen en het gewicht van het aschresidu
in milligrammen afgelezen.
Was nu het strookgewicht 500 m.g. en het gewicht der asch
25 m.g., dan bedroeg het aschgehalte van het ter onderzoek aan
geboden papier 5°/0.
Voor een nauwkeuriger bepaling van het aschgehalte maakt men
gebruik van de Reimannsche substitutieweegschaal, van welk
apparaat een toelichtende beschrijving voorkomt in „Ons Papier"
en een afbeelding op bldz. 39 der brochure „Normalpapier".
De bepaling van het aschgehalte zonder meer is een weinig
kostbare verrichting; het papierproefstation te Chariottenburg
brengt er volgens tarief 3 mark voor in rekening; verlangt men
echter tevens qualitatieve en quantitatieve analyse der asch, dan
stijgen de onkosten tot 60 mark.
De microscopische expertise is het moeilijkste en meest inspan
nende onderdeel van het volledige papieronderzoek; zij wordt
ingesteld ten einde uit den anatomischen bouw der papiervezels
de plant af te leiden, die de grondstof voor de fabricage leverde.
Alle plantaardige vaatweefsels bestaan uit „cellulose", een uit
koolstof, waterstof en zuurstof in de verhouding Cu Hio Os gevormde
zelfstandigheid, waarvan scheikundig de oorsprong niet kan worden
vastgesteld.
De aanwezigheid van houtslijp microscopisch fijn verbrijzeld
hout kan langs chemischen weg wel worden aangetoond, wijl
de celstof van het plantenweefsel omgeven is van incrustaties
overkorstingen tijdens den groei van het hout voortgekomen uit
het plantensap der cellen, een verschijnsel dat herinnert aan de
inwerking van kalk- en kiezelhoudende wateren op daarin gedom
pelde voorwerpen.
Het zijn deze overkorstingen, die gevoelig zijn voor de schei
kundige reagentiën, waarbij straks even stil zal worden gestaan.
Evenzeer als bij hout, komen deze overkorstingen ook voor bij
de celluloses van vlas, hennep en katoen, hunne volkomen reinheid
in dit opzicht, volstrekt noodzakelijk voor de deugdelijkheid van
het te vervaardigen papier, kan langs denzelfden weg worden be
wezen als voor de vaststelling van de aanwezigheid van houtslijp
in papier bewandeld wordt.
De incrustaties van vlas, hennip en katoen hebben ten gevolge,