156 dat het papier wel niet zoo snel, maar na verloop van tijd toch even goed als van papier waarin houtslijp verwerkt werd door de inwerking van lucht, licht en vochtigheid geel, bruin en brokkelig wordt. Op het gebied van het microscopisch onderzoek liggen voor den argeloozen onderzoeker, de voetangels en klemmen kwistig gestrooid. Wie geen botanische kennis bezit, wie zich groote geoefendheid in het gebruik van den microscoop niet wist eigen te maken, en dus geene genoegzame ervaring heeft opgedaan om de verschillende plantenweefsels te onderscheiden, voor hem is het geraden zich van dit onderdeel van het onderzoek ver te houden, vooral wijl de moeilijkheid zich voordoet, dat de grondstoffen hem innig gemengd, dat is bij papier het geval, worden voorgelegd. Het meest aanbevelenswaardig is een vergrooting van 300 a 350 maal Berkhout1) zwakkere vergrootingen zijn onzeker, bij grootere ziet men te weinig praeparaat. Het microscopisch onderzoek verschaft niet alleen licht omtrent de stofsamenstelling van het papier, maar ook omtrent de deug delijkheid der fabricage, die grootendeels afhankelijk is van een behoorlijke menging en van een niet te geringe vezellengte der gebruikte grondstof. Heeft de fabrikant wit papier vervaardigd van geele papierbrij door toevoeging van indigo, dan levert ook hiervan de microscoop het bewijs. Op het papierproefstation te Gharlottenburg heeft men ter vergemakkelijking van den arbeid, de in papier voorkomende planten- vezels zeer vergroot afgebeeld en staan den waarnemer tevens microscopische preaparaten van bekende samenstelling, tot verge lijking ter beschikking. Naar de gebruikte grondstoffen en het aschgehalte rangschikken de Pruisische voorschriften van den lei1 Januari 1893 de voor ambtelijke doeleinden bestemde papieren de zoogenaamde normaal papieren in vier klassen, te weten: I. papier uit zuiyer lompen met niet meer dan 3°/o asch; II. papier uit lompen met bijvoeging van hoogstens 25°/o cellulose, stroo of esparto, doch vrij van houtslijp, met niet meer dan 5°/o asch; De heer Ferman acht 75 maal reeds voldoende.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 156