168
Een bezitting van 100 H.A. woesten grond wordt dus in de
vermogensbelasting geschat op eene waarde van 1000 gld.
Thans beginnen de eigenaren echter de gevolgen te ondervinden
hunner aangifte tot ontginning van woeste gronden. Hebben zij
n. 1. aangifte gedaan en zijn hunne gronden ontgonnen, zoo komen
in den kadastralen legger achter die perceelen jaartallen te staan,
vermeldende het tijdstip der nieuwe regeling van de belastbare
opbrengst.
Voor de vermogensbelasting wordt nu terstond eene andere waarde
voor die gronden berekend.
Krachtens art. 7 B. der voornoemde Wet wordt de waarde voor
gebouwde en ongebouwde eigendommen, waarvan vrijdom van
grondbelasting genoten wordt, bepaald naar de bekende verkoop
waarde; wordt deze verkoopwaarde, zooals hier zeer terecht wordt
gedaan, bepaald op een bedrag van 300 a 500 gld. per H.A., dan
stijgt het vermogen van zoo'n belastingplichtige voor 100 H.A. in
een ommezien met 30 a 50 duizend gulden of voor kleinere ont
ginningen, b. v. van 20 H.A. met 6000 a 10000 gld.
De voordeelen ter aanmoediging der ontginning door de Wet op
de Grondbelasting in het leven geroepen, worden onmiddellijk te
niet gedaan door deze bepaling der Wet tot heffing eener Vermogens
belasting.
Het gevolg is dat de landbouwer, zeer teleurgesteld door de
werking van dit samenstel van wetten, onverwijld naar middelen
uitziet, niet om die wetten te ontduiken, maar om zich voor schade
te vrijwaren.
Zoo'n middel is spoedig gevonden, n. 1. geen aangifte voor ont
ginning doen.
De belastingschuldige behoudt daardoor zijn aanslag in de ver
mogensbelasting onveranderd, en heeft zeer weinig te vreezen
eene verhooging van zijn aanslag in de grondbelasting.
Hij schenkt de voorkeur aan het onzekere (zoolang de ontginning
niet bemerkt wordt) boven het zekere (aanstonds vermogens- en
na 30 jaren ook hooger grondbelasting).
Er zijn nog talrijke stukken grond welke aangeduid worden als
weiland, soms ook als slecht weiland, waarvoor eene belastbare
opbrengst is vastgesteld van eenige guldens per hectare.
Voor zijn bedrijf beschouwt de landbouwer deze gronden als