200
Op uitnoodiging van den Voorzitter brengt de Commissie tot na-
ziening der rekening over 1900. bestaande uit de heeren C. G. van
Hattum, A. S. Keurschot en C. J. Colpa, bij monde van laatsge-
noemde, een verslag uit van hare bevindingen. Voor zooveel de boek
houding betreft heeft de Commissie bevonden dat die nauwgezet is ge
voerd, zij zou echter blijk geven hare taak niet ernstig op te vatten,
wanneer zij niet de opmerking maakte, dat bet batig saldo sedert drie jaar
zoo belangrijk is gedaald, dat op dezen weg niet kan worden voortgegaan.
De Voorzitter merkt op, dat de omstandigheden der laatste jaren en
de uitvoering van de besluiten der vergadering aanleiding hebben gegeven
tot, de inkrimping der batige saldo's en wijst op eenige punten die in dit
opzicht voornamelijk hebben medegewerkt.
Dc heer Colpa betoogt de noodzakelijkheid om het mogelijke te doen
de tinanciën zoodanig te verbeteren, dat de vereeniging in voorkomende
gevallen over de noodige middelen kan beschikken.
Na de opmerking van den Voorzitter, dat hij met de Commissie van
meening is, dat een behoorlijk saldo dient te worden gevormd, wordt de
rekening door de vergadering goedgekeurd,
Daarna komt in behandeling de begrooting voor 1902, welke wordt
goedgekeurd tot, een bedrag van f 1280 in inkomsten en 1080 in uitgaven.
Bij punt e der agendavaststelling van den abonnementsprijs van het
tijdschrift, stelt, de heer Boer voor dit in het vervolg niet meer op de
agenda te brengen en den bestaanden regel te volgen, waarmede de ver
gadering zich vereenigt.
De vaststelling van de plaats van bijeenkomst in 1902 doet den heer
Wetselaar de opmerking maken, dat meerdere ambtgenooten er prijs op
stellen ook eens ergens anders dan te Amsterdam te vergaderen, b. v.
te Arnhem, en wel mede om redenen van financieelen aard.
De Voorzitter brengt in herinnering, dat aan deze wenschen wel eens
is tegemoet gekomen, maar dat steeds, wanneer een andere plaats dan
Amsterdam werd aangewezen de opkomst beneden de verwachting bleek.
De heer W. J. de Haan wijst er op, dat wanneer de faciliteiten dooi
de spoorwegmaatschappijen aangeboden, op den tegenwoordigen voet
blijven bestaan en er geen bezwaar bestaat om de maand September tot
de laatste maanden van het jaar rekenen, het een niet te verwerpen voor
deel zou opleveren in deze maand te vergaderen en dat daarmee het be
zwaar tegen Amsterdam voor de verafwonenden tegelijk zou zijn vervallen.
Eene vergadering in September ontmoet bij den heer A. C. Ooster
man bezwaar, omdat dan voor velen de dienst een beletsel is; spreker
geeft in overweging om onder verhooging der contributie de reiskosten
uit, de kas te restit.ueeren. Dit laatste denkbeeld kan de Voorzitter
niet toejuichen.