men tot 1873 moeten terruggaan. Immers zij die vóór 1897 hunne aspi
rant-landmetersdiensten inkochten, hebben zich veel ongunstiger voorwaar
den getroost, dan zij, die in 1897 toetraden. Zoodanige terugwerkende
kracht aan een nieuwe regeling op pensioengebied te geven, ware echter
zoowel in beginsel als met het oog op de financieele gevolgen zeker
afkeurenswaardig.
Art. 361. Naar aanleiding van de beëedigde klerken op de hypotheek-kan
doren wordt ook de vraag gedaan, hoe liet staat met onderzoek naar de
mogelijkheid om vroegere diensten, niet vallende in de wet van 28 Juni
1898 Staatsblad n°. 152) voor pensioen inkoopbaar te stellen. Te dien aan
zien kan worden medegedeeld, dat deze zaak een punt van gezette over
weging en van overleg met den Pensioenraad voor burgerlijke ambtenaren
heeft uitgemaakt, doch dat eene eenigszins bevredigende regeling uiterst
bezwaarlijk blijkt. Laat men het criterium der wet van 1898 los, dan
is het hoogst moeilijk, zonder willekeur en grove onbillijkheid eene grens
te trekken tusschen diensten, die wel en die niet voor pensioen geldend
te maken zullen zijn. Het geval der beëdigde klerken, van wie in het
Voorloopig Verslag sprake is, staat geenszins op zich zelf.
De zaak blijft intusschen in onderzoek en de ondergeteekende geeft de
hoop nog niet op, dat dit onderzoek tot eene niet al te onbevredigde uit
komst leiden zal.
Zoolang in de verantwoordelijkheid van de hypotheekbewaarders tegen
over het" publiek, zooals die bij de wet geregeld is, geen wijziging is
is gebracht, kan de positie van de beëedigde klerken niet in den zin als
in het verslag bedoeld veranderd worden. De positie dezer personen is
echter meestal niet zoo onzeker, als men schijnt te meenen. Een beëedigd
Rijksk\erk kan wel ophouden de functiën van beëedigd klerk te vervullen,
maar dan blijft hij toch ftjfcdderk. En daar de bezoldiging die hij ge
niet, op den bewaarder wordt verhaald, zal deze wel niet anders dan om
zeer dringende redenen een ander doen beëedigen
De toelage bedoeld in art. 36 s, wordt niet voor bureau-kosten verleend
maar uitsluitend voor het bezoldigen van klerken ten behoeve van den
kadastralen dienst.
Het bedrag dier toelagen wordt door de bewaarders verantwoord door
overlegging van loonstaten, waarop door de klerken wordt gekwiteerd,
waardoor zekerheid wordt verkregen dat de toelagen worden besteed voor
het doel waartoe ze zijn verleend.
23