42 De toestand is tegenwoordig zoodanig dat allee q ambtenaren der Regis tratie benoemd worden tot het vette postje van Bewaarder van de Hypotheken en het Kadaster. Dit is dan ook voor de meesten hun „baton de maréchal", de Kadaster-ambtenaren waren steeds de ondergeschikten in deze hiërarchie. Volkomen juist is dit, zoolang het Kadaster slechts is de grondslag voor de grondbelasting, slechts voor een fiscaal doel in het leven geroepen. Doch de omstandigheden hebben zich gewijzigd. Reeds kort na de tot standkoming van het kadaster heeft men ingezien, dat men zich nog beter aan het kadaster kon vastklampen bij de omschrijving der onroe rende goederen krachtens den regelbeter een half ei, dan een ledige dop dan de omschrijvingen te houden, waarmede men zieh vroeger moest tevreden stellen „oostwaarts het land van A, westwaarts te rekenen van den straatweg „van X naar Y, het eerst het land van B, gemeenlijk geheeten het „Molentje" (of zoo iets) enz. enz. En in den tijd van de wet op het Notariaat gevoelde men die behoefte zoo sterk, dat zelfs de wetgever zich daaraan niet kon onttrekken en het bekende artikel 37 al. 2 opnam. Sedert dien tijd, en dit ging hand in hand met de grootere nauw keurigheid van het Kadaster, werd de tegenstelling tusschen den bestaanden toestand en den toestand, zooals die zijn moest, grooter. Het Kadaster moet onder den druk uit, die er op ligt, door de fiscale wetten er opgelegd, althans voor een deel, nl., voor zoover het niet moet dienen voor belasting. Dat hiertegen de hierarchiesch meerderen zich verzetten is duidelijk, vooral als hierbij als overgangsstadium eens mocht gebeuren, dat ook Landmeters zouden benoemd worden tot Bewaarders van de Hypotheken en het Kadaster. Wanneer het Kadaster zooveel aan belangrijkheid wint, dat niet de Hypothecaire boekhouding, maar het Kadaster juist het belangrijkste gedeelte voor den Algemeenen Dienst is, dan zal het ongetwijfeld zeer onbillijk zijn, hen die zich in het belangrijkste gedeelte hebben onder scheiden in het geheel niet te benoemen tot Bewaarder. Vandaar dat velen die hun „baton de maréchal" reeds in den zak voelen, zonder die er te mogen uithalen en openlijk in de hand houden, bang zijn, dat in den loop der jaren de voering van de jas wel eens mocht gaan ver slijten en hen de maarschalksstaf ontglijdt, ongemerkt. Wie zal nu nog durven beweren, dat Ontvangers der Registratie of Hypotheekbe waarders (welke laatsten den strijd tegen de opstandelingen de land meters reeds een 20 jaar minstens hebben meegemaakt) juist die personen zijn, die geheel onpartijdig zullen oordeelen, durchschnittlich natuurlijk?

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 42