43 Aan den anderen kant volgt hieruit, dat de landmeters ook belang bij de zaak hebben, en dat zij derhalve evenmin geheel onpartijdig zijn. Zij spreken wel niet geheel uit persoonlijk belang, doch ook in het belang der gezamenlijke landmeters wanneer zij het niet fiscale kadaster voor het fiscale willen substitueeren. In zooverre kan ik meegaan met den Heer Boer (Stenogr. Verslag pg. 7): „Sommigen mompelen misschien, dat hier eigenbelang in het spel is, „omdat de omvang van het zg. particulier werk allicht toeneemt door „invoering van een dergelijk kadaster. Doch nu de inkomsten uit dat „werk vloeien in 's Rijks schatkist, heeft zelfs alle schijn van persoonlijk „belang opgehouden te bestaan." Dat er bij dat opkomen voor de ambtsbroeders, toch ook eigenbelang aanwezig kan zijn, acht ik evenwel te duidelijk om er verder over te spreken. Na deze toelichting zal het menigeen wellicht gemakkelijker zijn het resultaat van de stemming, die in het Stenographisch Verslag op pg. 91 is opgegeven, te waardeeren; zelfs al staat daar de ondeugende opmerking van Prof. Treub niet met zooveel woorden in, welke na voorlezing van het eindresultaat door hem geuit werd. Het eindresultaat was, dat zich vóór een kadaster met bewijskracht verklaarden 1 Hypotheekbewaarder, 5 Notarissen, 9 Candidaat-Notarissen, 53 Land meters (en Ingenieurs-Verificateur) en 1 Advocaat; Tegen stemden: 6 Hypotheekbewaarders, 1 Notaris en 2 Candidaat- Notarissen. Daarna zeide Prof. Treub ongeveer: „Het zal wellicht niet overbodig zijn hierbij op te merken dat de 2 „Candidaat-Notarissen die tegen stemden (nl. de H. H. Snethlage en „Ten Bokkel) meteen zijn Ontvangers der Registratie"welke opmerking een zoetzure trek tooverde op de gezichten der betrokken heeren. En thans nog iets. De Minister sprak op 31 Januari 11. de volgende woorden in de Eerste Kamer, in' antwoord op de opmerking van den Heer Geertsema dat toch alle landmeters er vóór waren „Maar heeft de geachte spreker ook nagegaan, hoeveel van de aanwezige „hypotheekbewaarders er voor waren? Deze kunnen het werk der land meters controleeren; zij krijgen de fouten, die soms worden gemaakt, 5,dikwijls onder de oogeri, terwijl in het algemeen hun positie hen in „staat stelt, veel dat hier ter zake dient waar te nemen." Naar 's Ministers oordeel moeten wij derhalve voornamelijk naar de meeningen der Hypotheekbewaarders informeeren, deze alleen kunnen zich een juist oordeel vormen. Immers het komt toch dikwijls voor, zegt de Minister implicite, dat de H.H. landmeters zich vergissen of fouten maken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 43