44
•Ta, zegt de Heer Boer (S. V. pg. 10 sqq.) dat kan niet anders onder
de tegenwoordige voorschriften, dat is onze schuld niet, dat is door die
voorschriften: Wij kunnen zonder de eigenaars of bezitters er bij te
roepen niet ruiken waar de rectógrens is. Zeker, zegt de Heer
Snethlage, dat is juist jullie schuld wel, want jullie hadden moeten
bedenken enz. enz.
Een soortgelijke opmerking als die van den Heer Boer trof ik ook
aan in het Praeadvies van den Heer Gornbault, pg. 94:
„Met een kadaster met bewijskracht wordt dus tegemoet gekomen aan
„de bezwaren van hen, die meenen, dat de werkzaamheden van den
„landmeter niet met die voorzorgsmaatregelen en onder zoodanige controle
„kunnen worden uitgevoerd, dat het maken van foutendie niet worden
verbeterdis buitengesloten, eene meening, die is gevormd onder de
„werking van een fiscaal kadaster, waarbij als fouten van den landmeter
„worden aangemerkt de gebreken van de instelling zelve."
Wat de Heer Kooiman in bovenstaande regelen onbewimpeld
uitspreekt ten aanzien der registratie-ambtenaren, nl. dat hun eigen
belang betrokken is bij de voorgestelde hervorming van het
kadaster, sprak de Minister van Financiën op meer parlementaire
wijze uit ten aanzien van de landmeters door te beweren dat door
die hervorming „een gulden tijd voor de landmeters zou aanbreken"
beiden trekken de conclusie dat op de stem dier ambtenaren op
de Amsterdamsche vergadering invloed werd uitgeoefend door hun
eigenbelang.
Waarin zouden de voordeelen bestaan welke de landmeters heeten
zich voor te spiegelen? De Minister zegt het niet. De Heer
Kooiman zou het billijk achten dat, als het kadaster zooveel in
belangrijkheid wint, „ook landmeters zouden benoemd worden tot
„bewaarders van de hypotheken en het kadaster."
Het moet erkend worden dat dit een voordeel zou zijn dat, zij
het niet direct aan landmeters, dan toch aan ingenieurs-verificateur
in een „overgangsstadium" zou kunnen ten deel vallen. Tegenover
dat mogelijke voordeel voor een enkele staat evenwel een nadeel
voor velen, die voor jaren naar het platteland zullen moeten ver
huizen als de hermetingen ter vernieuwing van het kadaster met
meer kracht dan thans worden voortgezet. Hoe aangenaam het
landleven volgens dichter Poot en anderen ook moge zijn, voor
opleiding van kinderen heeft het zeer groote, voor onbemiddelde
ambtenaren soms onoverkomenlijke bezwaren. Het valt zeer te
betwijfelen of zulke ambtenaren troost zullen vinden in het vooruit-