46
onhoudbaren toestand, waarbij feitelijk het publiek de dupe kan worden
van liet gebrekkige in alle andere verrichtingen ten hypotheekkantore
dan die, waarvoor thans de bewaarder wettelijk verantwoordelijk
is gesteld.
De bewering van Minister Piers on in de Eerste Kamer, dat de
landmeters zich een gulden tijd bij hervorming der grondslagen
van het kadaster voorspiegelen, is zeer geschikt om de beteekenis
van het votum uitgebracht in de vergadering der Notarieele Ver-
eeniging van 29 September 1900 in de oogen van velen te verkleinen.
Tevens trachtte de Minister de waarde van het votum uitgebracht
door zes van de zeven aanwezige hypotheekbewaarders te ver-
hoogen door te beweren, dat deze ambtenaren de landmeters
controleeren.
Nu zal in de oogen van het publiek het eerste argument heel
wat sterker schijnen dan het tweede. Evenwel die beweerde controle
door de hypotheekbewaarders heeft veel meer ergernis verwekt
onder de landmeters dan de veel ernstiger betichting, waaruit zou
volgen dat zij het algemeen belang trachten op te offeren aan hun
eigenbelang.
Dit verschijnsel is psychologisch wel verklaarbaar.
Een mensch blijft meestal vrij onbewogen als hem iets ten laste
wordt gelegd, waarvan de onjuistheid tastbaar is. Indien een
geheel-onthouder voor dronkaard wordt uitgemaakt, zal hij zich
daarvan in den regel weinig of niets aantrekken. Anders is het
als er wel eenige schijn aanwezig is, die twijfel rechtvaardigt.
Hierin nu schijnt in ons geval de verklaring te zoeken. Al is
de bewaarder niet des landmeters superieur (indien deze althans
niet werkzaam is bij den kantoordienst) er bestaan toch zekere
dienstbetrekkingen. Indien nu de Minister de Volksvertegenwoor
diging en het publiek in den waan brengt, dat de bewaarders de
chefs zijn van de landmeters, dan ligt daarin voor de landmeters
in 't algemeen een reden tot ergernis. Waarom? Ontstaat zulks
alleen hierdoor, dat de bewaarder komt uit eene andere categorie
van ambtenaren (die der registratie), terwijl de werkelijke superieur
der landmeters, de ingenieur-verificateur, uit hunne gelederen is
plaats lag op den weg van hypotheekbewaarders. Evenwel noch de behandeling
van dit onderwerp in de Nederlandsche juristenvereeniging in 1893, noch de
verschillende verhandelingen daarover vóór en na dien tijd verschenen, hebben
een hypotheekbewaarder kunnen bewegen, daarover zijn licht te doen schijnen.